Het verzet

Het verzet

Het verzet in de Hoeksche Waard was niet massaal, wel omvangrijk. Er waren niet erg veel mensen bij betrokken, zij hebben wel veel gedaan. Zoals met zoveel gebeurtenissen in de oorlog in de Hoeksche Waard is ook van het verzet nog altijd niet een beeld te geven, dat ieders herinneringen aan die tijd dekt. Iedereen heeft op zijn eigen manier de oorlog beleefd, en verwerkt. Voor het verzet kwam daar nog bij dat het maar beter was niet al te veel van elkaars activiteiten af te weten. Maar ondanks dat zijn een paar hoofdmomenten van het verzet wel te geven: onderduikershulp, de K.P.’s, de dropping, de stee van Traas en de illegale pers. Een van de aanleidingen tot het verzet was het onderduikersprobleem, dat eind 1944 ook hier in volle omvang aan de orde kwam. Want wie onderdook was zijn voedselvoorziening kwijt. Hij kreeg geen bonkaarten meer. En naarmate het aantal onderduikers groeide, werd het bonnenprobleem dringender. Dat leidde tot overvallen op distributiekantoren. Zo pleegde op 20 januari 1944 de K.P. Hoeksche Waard samen met een KP uit Barendrecht (met de nationaal bekend geworden verzetsstrijder Johannes Post) een overval op het postkantoor in Oud-Beijerland. De buit: een partij distributiebonkaarten en een geldbedrag van f 70.000. Alles ging naar de LO (de landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers) die ook in de Hoeksche Waard actief was. In Barendrecht en Dordrecht (in een school aan de Vrieseweg en in de Victoriafabriek) werden onderduikadressen uitgewisseld. Er konden er in de Hoeksche Waard nooit erg veel worden geplaatst, herinnert zich iemand die er bij was. En ook: “Joden waren moeilijk te plaatsen. De bonkaarten die werden buitgemaakt bij overvallen van het verzet gingen altijd naar de steden. Hier had men in het algemeen genoeg. Zo ging het ook met levensmiddelen-voorraden. Een paar voorbeelden: drie mannen uit Puttershoek haalden eens 5000 kilo boter uit Maasdam voor Dordrecht en Rotterdam. En een L.O.-man uit Klaaswaal bezorgde Rotterdamse ziekenhuizen per tram tonnen aardappelen. Bijna overal in de Hoeksche Waard waren lang voor het einde van de oorlog grotere en kleine K.P.’s opgericht. Knokploegen, het militante deel van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten vormend oorspronkelijk in het leven geroepen om samen met O.D.’s (ordediensten) na de oorlog op te treden. Die K.P.’s hadden wapens, en ze oefenden er ’s nachts mee. Hoe kwamen ze daaraan?

De droppings

Dat brengt het verhaal van het verzet op de droppings van wapens, in oktober en november 1944 driemaal uitgevoerd in de polder bij Nieuw-Beijerland. De K.P.-groepen in de Hoeksche Waard en het verzet in en om Dordrecht moest worden bewapend. Dat kon niet alleen van de kruimeldiefstallen van wapens die in die tijd bij de Duitse Weermacht werden gepleegd. Daarom dropten Engelsen en Amerikanen eind 1944 driemaal een grote hoeveelheid (3 à 4 ton) wapens in de Hoeksche Waard: in containers (grote bussen van 2.00 x 0.40 meter) die aan parachutes werden afgeworpen en door grondpersoneel van het verzet werden geborgen. De droppings in de kerstnacht vonden plaats op een terrein tussen de Nieuwbeijerlandse Langeweg en de Zinkweg. Dat was vlak bij de stee van Traas. De boerderij van Jan Traas en zijn vrouw Catharina aan de Zinkweg was in de oorlog het voornaamste hoofdkwartier van het verzet in de Hoeksche Waard. Er is in die jaren geen belangrijke verzetsactie ondernomen die niet eerst in de stee van Traas was besproken. Hier vonden K.P.-vergaderingen plaats. Het grote woonhuis zat vaak vol onderduikers, veelal door de bezetters fel gezochte verzetsmensen. Johannes en Marinus Post verbleven er een tijdje. De boerderij speelde een rol in de line-crossings, de verbindingen over het Hollandsch Diep die tegen het einde van de oorlog werden onderhouden tussen het al bevrijde Brabant en de nog bezette Hoeksche Waard. Verbindingen om informatie over te brengen, en om neergeschoten geallieerde piloten terug te brengen buiten de Duitse linies, die in die slotfase van de oorlog langs het Hollandsch Diep lagen. De stee van Traas verborg ook wapens, geld en vervalste papieren voor het verzet. Er stond een tijdlang een stencilmachine voor allerlei illegale publicaties. Er werden manipulaties met documenten verricht, koeriersdiensten en bezorgingsactiviteiten voor de illegale pers (Trouw) geregeld. De boerderij bestaat niet meer. Ze is tot 1961 bewoond en in tact gebleven. In november 1969 brandden de schuren af, het woonhuis was toen al een bouwval. Nu staat er een nieuw huis op dezelfde plaats. Dit symbool van het verzet in de Hoeksche Waard is er niet meer. Het verzet van gewone mensen, die later allemaal zeiden: “Wij waren heus geen helden. We kwamen er stap voor stap in terecht, omdat het niet anders kon”.

Bron: Artikel ‘Tweemaal kwam de oorlog dichtbij’ – Nieuwsblad Hoeksche Waard, 28 september 1977.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *