1947 – Anonimiteit is het schild van de duivel

Facebooktwitter

Terug naar de indexpaginaUitleg over tribunaalverslagen in de krant

J.H. Troost te Zuid-Beijerland

Aanklacht en uitspraak 7 maart 1947

Mej. J. H. Troost te Zuid-Beijerland werd ervan beschuldigd, dat zij in December ’44 als tolk in dienst is geweest van den Ortskommandant te Zuidzijde. Besch. erkende dit feit. De omstandigheden waren echter zoo geweest, dat er voor haar geen andere mogelijkheid bestond dan het werk te doen. Toen ze op de kommandantur een of ander bewijs moest halen, had men haar daar gelijk als tolk willen houden. Ze was echter naar huis gegaan en den volgenden dag kreeg ze een schriftelijk bevel te komen. Ook hieraan had ze geen gehoor gegeven en tenslotte was een gewapende soldaat haar komen halen. Voorts zeide besch. buiten dezen dienst om geen enkel contact gehad te hebben met leden van de weermacht. Op een desbetreffende vraag antwoordde zij, dat het haar niet mogelijk geweest was thuis te blijven of onder te duiken, daar zij dan haar huisgenoten en de bij hen ondergebrachte onderduikers in gevaar bracht. In haar positie had ze echter steeds getracht zooveel mogelijk goeds te doen voor de bevolking. De verdediger, mr. Noordijk uit Rotterdam, begon zijn pleidooi met de woorden van Luther aan te halen: „Anonimiteit is het schild van den duivel.” Hij legde er den nadruk op, dat de geheele geschiedenis aan het rollen gebracht is door een anoniem briefje van een of anderen B. S.-er, die schrijft: „Daden moeten er gedaan worden” en die tot zijn slachtoffer had uitgekozen mej. Troost. Tenslotte eindigt het epistel dan met de woorden: „Omdat ik het niet bewijzen kan teeken ik niet.” Aan de hand van dit briefje en een verklaring van de Rijkspolitie te Zuid-Beijerland — die heel waarschijnlijk niet erg op de hoogte was van den toestand in de omgeving en daardoor de familie bekend noemt om haar omgang met Duitschers — benevens een stuk uit het dossier, waaruit zou spreken, dat de vader de dochter gebruikte om zijn invloed bij de Duitschers te versterken en waarin beschuldigde als „moffenmeid” gekwalificeerd wordt, heeft, aldus spr., de officier-fiscaal, zonder de betrokken persoon zélf ook maar één maal te doen hooren, het noodig geacht, mej. Troost 8 maanden huisarrest te geven, haar onder toezicht van de Stichting Toezicht politieke delinquenten te stellen met een proeftijd van 3 jaar en haar het recht van kiezen, ambten te bekleeden en het dienen bij de gewapende macht, alsmede het uitoefenen van het beroep van raadsvrouwe of gerechtelijk bewindvoerster, te ontzeggen. De raadsman was er verheugd over, dat zijn cliënte in verzet gekomen was en nu in de gelegenheid was haar recht te doen geschieden. De verdediger legde verklaringen over van diverse personen, die de familie Troost allen kwalificeerden als een echte degelijke Hollandsche familie. Res.-Kapt. Van der Mast had vooral van besch. veel diensten ondervonden toen hij voor de verzetsbeweging in de Hoeksche Waard een en ander te onderzoeken had, daar aan haar gegevens bekend waren door haar werk op de kommandantur en ook de burgemeesters Hammer en De Zeeuw alsmede het hoofd der Chr. school Reeder, konden niet anders dan met lof over het gezin spreken. Spr. meende nu, wannéér het recht z’n goede loop zou hebben, te mogen zeggen, dat de eenig juiste uitspraak in deze zaak kón zijn, dat de beschuldiging onjuist geweest was, waardoor mej. Tr. weer vrijuit kon gaan. Spr. verzocht het tribunaal zich hierover te beraden. Het tribunaal, na in raadskamer vergaderd te hebben, onmiddellijk uitspraak doende, zeide, dat het geheel waarschijnlijk op een vergissing berustte en verklaarde de beschuldiging vervallen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *