Terug naar de indexpagina – Uitleg over tribunaalverslagen in de krant
Corn. B. Hagoort te Mijnsheerenland
Aanklacht 5 februari 1947
Corn. B. Hagoort, ziekenverpleger te Mijnsheerenland, moest vervolgens voor de heeren van het tribunaal verschijnen. Zijn tenlastelegging luidde, dat hij vrijwillig van April 1941 tot Juli 1944 bij het Duitsche Roode Kruis werkzaam geweest zou zijn en als feldwebel aan het Russische front in deze legerafdeeling gediend zou hebben, gekleed in S.S. uniform en gewapend met een revolver. Verd. vertelde hoe hij zonder werk was gekomen en al eenigen tijd op kosten van zijn vader geleefd had. Dit wilde hij niet langer en daar hij er maar niet in slaagde een betrekking te vinden besloot hij zich op te geven voor het Duitsche Roode Kruis. Hij deed dit in Rotterdam en werd eerst in Hamburg in een lazaret te werk gesteld. Dit werd opgeheven en verd. werd overgeplaatst naar Berlijn. Al gauw kwam toen het bevel, aldus verd., dat hij naar het front zou vertrekken en toen kreeg hij de uniform met de S.S.-runen, daar het Duitsche Roode Kruis onder het S.S. Sanitätzpark viel. Hij werd op transport gesteld naar Rusland, vertelde hij, en om zichzelf eventueel te kunnen verdedigen werd hem een revolver gegeven, die hij naar hij zeide, echter nooit gebruikt had. Direct nadat verd. zich had gemeld te Rotterdam, zou hij spijt gehad hebben van zijn daad en op verschillende manieren zou hij getracht hebben zijn melding ongedaan te maken, o.a. zou hij gesproken hebben met burgemeester De Jong. die hem aangeraden zou hebben niet thuis te blijven, maar te gaan als hij werd opgeroepen, omdat hij anders wel gehaald zou worden door de Duitschers. Hij was toen bang geworden, verklaarde verd., en deze ansgt had mede een rol gespeeld om toch maar te gaan. De verdediger, mr. Risseeuw, vertelde eerst een en ander van de jeugd van zijn client en wees op diens moeilijkheid, dat hij aan het einde van zijn schoolopleiding niet direct aan den slag had kunnen gaan. Verd. had na eenigen tijd, aldus pleiter, oneenigheid met zijn vader gekregen en gaf zich teneinde raad op voor het Duitsche Roode Kruis. Hij was nooit lid of symp. lid geweest van de N.S.B., noch pro-Duitsch. Hij meende echter; „Ik vecht niet, dus ik steun den vijand niet tegen de geallieerden.” In verschillende verklaringen van enkele predikanten en hoofden van scholen, die verd. gekend hadden, was te bespeuren dat verd. gebrek had aan karaktervastheid, aldus de raadsman. Ook de moeilijke financieele omstandigheden hadden ertoe bijgedragen, dat hij zich opgaf bij het Duitsche Roode Kruis, Zoo merkte spr. op. Betreffende de beschuldiging, dat H. feldwebel was, legde pleiter uit, dat H. dit automatisch was geworden toen hij 11 maanden werkzaam geweest was. Nogmaals legde pleiter er den nadruk op dat zijn client gemeend had niet verkeerd te doen daar hij louter als verpleger werkzaam geweest was. Zijn pleidooi besluitend, merkte de verdediger nog op, dat verd. reeds 13 maanden in Russische krijgsgevangenschap had doorgebracht en nu gedurende geruimen tijd geïnterneerd was, terwijl hij, wanneer hij vrijgelaten werd, dadelijk in dienst kon komen bij een levenmiddelenbedrijf. Mr. Risseeuw vroeg invrijheidstelling. Het tribunaal, na in raadskamer te hebben vergaderd, achtte geen termen aanwezig voor onmiddellijke invrijheidstelling en bepaalde de uitspraak op 13 Februari.
Uitspraak 14 februari 1947
C. B. Hagoort te Mijnsheerenland: Interneering tot 13 Februari 1947 en ontzetting uit de beide kiesrechten, alsmede uit het recht ambten te bekleeden en bij de gewapende macht te dienen.