1946 – Om menschen uit Duitschland te houden

Terug naar de indexpaginaUitleg over tribunaalverslagen in de krant

P. Speelman te Zuid-Beijerland

Aanklacht en uitspraak 25 oktober 1946

De eerste, die gisteren voor de Kamer Oud-Beijerland van het Dordtsche tribunaal verscheen, was de fruitkweeker P. Speelman te Zuid-Beijerland. Hem werden verschillende feiten ten laste gelegd. Vanaf 1934 tot het einde van den oorlog was hij lid van de N.S.B., terwijl hij de functie van groepsleider bij deze beweging vervulde. Voorts was hij lid van den N.V.D., het Agrarisch Front en den Landstand, bij welke laatste instelling hij buurtboerenleider was. Hij zou in die jaren 1941-1942 de W.A. mede hebben opgericht, heeft meegeholpen aan de bekende V-actie en had getracht een N. S. B.-er aan het hoofd van het Arbeidsbureau te Oud-Beijerland te krijgen. Over deze kwestie had hij aan een partijgenoot een brief geschreven, waarin het hoofd van dit bureau als pro-Engelsch en anti-N.S.B. werd genoemd. Tenslotte had hij bijgedragen tot het verjaardagsgeschenk van den Leider, had nationaal socialistische bladen gelezen en had voor Winterhulp Nederland gecollecteerd. De beschuldigde bekende de tenlaste gelegde feiten ten deele. Dat hij groepsleider was geweest en bijdragen had geschonken gaf hij toe. Voor den oorlog was hij overtuigd nationaal-socialist en ofschoon er sedertdien veel dingen gebeurd waren, die hij verafschuwde – o.a. het wegvoeren van menschen – had hij niet zoo laf willen zijn om het zinkende schip te verlaten. Hij was niet pro-Duitsch en van de steeds duidelijker blijkende pro-Duitsche gezindheid van de N.S.B. had hij meer en meer genoeg gekregen. Hij erkende lid te zijn geweest van den N.V.D., zulks omdat hij in het goede doel, dat deze instelling nastreefde, geloofd had. Zijn lidmaatschap van den landstand en het Agrarisch Front gaf hij eveneens toe, maar hij merkte op, dat hij in zijn functie van buurtboerenleider kans gezien had verschillende menschen uit Duitschland te houden. Wat de W.A. betreft erkende hij dat hij daar lid van geweest was, maar dat hij haar mede opgericht had ontkende hij. Dit was een zaak, die buiten de kleine jongens in de partij omging; hoogstens kon men zeggen, dat hij de plaatselijke afdeeling mede-opgericht had, zulks omdat dit van hoogerhand eenvoudig gedecreteerd werd. De W.A. had intusschen weinig om het lijf gehad, want het bleef bij enkele oefeningen, omdat zoowel de leden als de leiders er spoedig den brui van gegeven hadden. Wat den brief over den leider van het Arbeidsbureau te Oud-Beijerland aangaat, deelde beschuldigde mede, dat hij bij zijn pogingen om menschen – vooral gehuwden – uit Duitschland te houden, nimmer medewerking had gekregen van den persoon in kwestie. Daarom streefde hij er naar op dien post iemand te krijgen, met wien hij beter zou kunnen samenwerken, want het was hem en vele van zijn partijgenooten o.m. een doorn in het oog, dat zoovele gehuwden naar Duitschland werden gezonden, terwijl zoovele ongehuwden langs de straat slenterden. Aan de V-actie bekende hij deelgenomen te hebben. Destijds was hij zich niet bewust geweest wat hij daarmee misdeed, maar later zag hij in, dat hij zeer onvaderlandslievend gehandeld had. Zijn verdediger, mr. Van Drooge, vroeg zich af hoe zijn cliënt, die overal als een goed mensch werd gezien, een bekwaam vakman was en altijd voor anderen klaar stond, bij de N.S.B. terecht gekomen was. Spr. kon er geen verklaring voor vinden, maar was niettemin van meening, dat zijn cliënt bij dat stelletje mislukkelingen, dat de N.S.B. voor-namelijk bevolkte., niet thuis hoorde. Spr. legde een groot aantal verklaringen over, die gunstig luidden over a. en noemde een aantal feiten, waarbij S. alles gedaan had om menschen uit Duitschland te houden door hen aan Ausweise te helpen. In een van de verklaringen stond: „Speelman stond altijd klaar om zijn dorpsgenooten uit Duitschland te houden.” Na er op gewezen te hebben, dat de Arbeidsbureau-kwestie een gevolg was van het streven van S. om zooveel mogelijk menschen van uitzending naar Duitschland vrij te stellen, vroeg de raadsman onmiddellijke invrijheidstelling voor zijn cliënt, opdat hij zijn door de inundatie geheel vernielden boomgaard weer zou kunnen gaan aanleggen. Het. Tribunaal, onmiddellijk uitspraak doende, was van meening, dat aan S. een interneering zal moeten worden opgelegd gelijk aan den tijd, dien hij in detentie heeft doorgebracht. Voorts: verbeurdverklaring van het vermogen tot een bedrag van f 5000.— en ontzetting uit de kiesrechten en uit het recht ambten te bekleeden.

    

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *