1946 – Lid omdat Mastenbroek hem bedreigd had

Terug naar de indexpaginaUitleg over tribunaalverslagen in de krant

J. Schelling te Goudswaard

Aanklacht 26 juni 1946 

Lid van de N. S B. van omstreeks Juli ’40 tot Februari 1944; Buurtboeren-leider van den Nederlandschen Landstand en lid van het Ned. Agrarisch front en de Nederlandsche Jagersvereeniging, aldus de feiten, die aan den landbouwer J. Schelling te Goudswaard werden ten laste gelegd. Schelling erkende de feiten. Hij was lid van de N.S.B. geworden, omdat Mastenbroek hem bedreigd had. De betrekking van Buurtboerenleider was hem in de schoenen geschoven, zonder dat hij ooit een poging had gedaan om het baantje te krijgen en hij had slechts twee vergaderingen bijgewoond, zoo verklaarde hij. Zijn verdediger, mr. Jongeneel, noemde het geheel een onbeteekenende zaak. Mijn cliënt is niet direct het enfant chéri van de politie, maar ik hoop, dat dit geen verschil maakt in de beoordeeling van deze zaak, aldus pleiter. Hij wees er op, dat zijn cliënt nooit overtuigend lid van de N. S. B. is geweest. Het ging meer om een veete tusschen hem en Mastenbroek, dat hij lid werd. Hij ontplooide geen enkele activiteit, aldus de raadsman, noch als lid van de N.S.B. noch als Buurtboerenleider. Het bewijs hiervoor noemde spreker het reit, dat S. ontslagen was als zijnde ongeschikt voor de hem toevertrouwde functie. De raadsman wees er vervolgens op, dat zijn cliënt ook wel goede dingen heelt gedaan, o.m. en radio voor een familielid verborgen en een onderduiker, die door de Duitschers was aangeschoten, geholpen. De bewering, dat de Nederlandsche Jagersvereeniging een nationaal-socialistische instelling is, achtte spr. zeer aanvechtbaar. Hij kwam tenslotte tot de conclusie, dat zijn dient met dertien maanden interneering reeds genoeg gestraft is en vroeg het tribunaal hem onmiddellijk in vrijheid te stellen. Het tribunaal achtte hiervoor evenwel geen termen aanwezig.

Uitspraak 10 juli 1946

J. Schelling, landbouwer te Goudswaard: interneering met het advies deze te beperken tot 8 Juli 1946; verbeurdverklaring van het vermogen tot een bedrag van f 5000 alsmede verbeurdverklaring der in beslaggenomen goederen; ontzetting uit de beide kiesrechten en het recht om bij de gewapende macht te dienen en openbare ambten te bekleeden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *