Terug naar de indexpagina – Uitleg over tribunaalverslagen in de krant
Gerard Hobo te Zuid-Beijerland
Aanklacht 22 november 1946
Gerard Hobo te Zuid-Beijerland werd ervan beschuldigd vrijwillig toegetreden te zijn tot het N.S.K.K. waardoor hij eerst als chauffeur bij den Nachschub te Rotterdam en daarna bij het Reichsverkehrsministerium te Berlijn werkte. Hiervoor kreeg hij extra levensmiddelen, kolen enz. Later was hij stoker geworden van de centrale verwarming in de Ortskommandantur te Oud-Beijerland en had hij de Feldgendarmerie (en toen deze zich in zijn zaak niet wilde mengen), den N.S.B. burgemeester Roodzant om hulp gevraagd, daar zijn gezin steeds ruzie had met dat van L., waarmee hij samenwoonde. Verder vermeldde de dagvaarding, dat Hobo telkens wanneer hem iets niet naar den zin ging, dreigde met de Duitschers. Verd. voerde aan nooit lid geweest te zijn van het N.S.K.K. doch dat hij in dienst was bij Verkade te Delft, welke instelling van de Duitschers werk had aangenomen. Toen hij deze betrekking aanvaardde wist hij echter niet voor welk werk hij zou rijden. Toen hij weer zonder werk kwam was hij bij den Nachschub gegaan en had enkele weken in Frankrijk gereden. Weer teruggekomen meldde hij zich op aanraden van de Arbeidsbeurs voor een particuliere betrekking in Duitschland. Hij kwam echter bij het Reichsverkehrministerium en reed op Polen, Rusland en Parijs. Weer in Oud-Beijerland gekomen werd hem opgedragen om de verwarming in het huis van den heer A., waar de Ortskommandantur was, te stoken, aan welk verzoek hij had voldaan. Na een twistgesprek met A. had deze gezegd: We krijgen je nog wel, en dit had als gevolg dat A. niet meer in zijn eigen huis mocht komen. Blijkens een verklaring van den N.S.B. burgemeester Roodzant had Hobo nooit gesproken over politieke zaken b.v. over onderduikers, doch uitsluitend zijn hulp ingeroepen om de huiselijke omstandigheden wat te veraangenamen. Uit de verdere verklaringen bleek dat er voortdurend wrijving was geweest tusschen besch. en het gezin van L. De verdediger, Mr. Van Marwijck Kooy, legde daar den nadruk op en merkte op, dat de diverse verklaringen elkaar niet dekken. Verdediger kon zich heel goed indenken, dat men bij burenruzies, en dat is toch eigenlijk de oorzaak aan dit geval, de objectiviteit uit het oog verliest. Spr. meende de verklaring van L. als onwaar te mogen beschouwen.
Uitspraak 6 december 1946
G. Hobo te Zuid-Beijerland: interneering tot 5 Dec. 1946 met ontzetting uit de beide kiesrechten, het recht om bij de gewapende macht te dienen en ambten te bekleeden.