De oorlogsherinneringen van Adrie de Koning

De oorlogsherinneringen van Adrie de Koning (uit Strijen), door Will van Velsen-Griffioen.

Mijn ouders hadden in Strijen een elektriciteitswinkel, zoiets als Barth, maar dan met radio’s erbij. Ik was bij mijn ouders in dienst. Mijn vader was voor hij met de winkel begon chauffeur geweest, maar toen in Strijen de elektricien wegging, zei hij: “Ik begin daar voor mezelf, we zien wel of het lukt.” En het lukte. Hij had geen enkele diploma, maar dat maakte niet uit.

molen-westmaas

Molen Westmaas

In de oorlog moest iedereen zijn radio inleveren, dus stopte de verkoop van radio’s. Er was in die tijd trouwens toch al nauwelijks iets te verkopen! We hadden onze eigen radio, een Philips, niet ingeleverd, maar verstopt in de linnenkamer. Aan het einde van de oorlog kregen we de aanzegging dat we moesten evacueren. Niet alleen wij, maar alle mensen uit onze straat. Dat had te maken met de beschietingen door de geallieerden vanuit Brabant. We zijn op de fiets naar een tante in Westmaas gegaan die met de molenaar Leeuwenburg was getrouwd om te vragen of we bij hen konden komen wonen. Ze hadden geen bezwaar. Dus wij drieën verhuisden naar Westmaas. Ik heb me daar natuurlijk verdienstelijk moeten maken. Malen met de molenaar, maar ook samen met de onderduiker Co Bode uit Bolnes. Het malen moest altijd met twee personen gebeuren, omdat het weer in de gaten gehouden moest worden. Als er een storm zou opsteken, moesten de wieken in ruststand staan, uit de wind, veilig verankerd aan een ketting, zonder zeilen. Dat gaf behoorlijk wat werk. Dat was wel nodig, want als de stormwind eenmaal vat op de wieken zou krijgen, dan kreeg je ze niet meer stil; dan zouden de remmen verbranden en zouden de wieken er afwaaien en wie weet waar terechtkomen. Dat moest je dus voorkomen. Ik was onbekend met het werken in de molen, maar kreeg een paar lessen. Tegenwoordig moet je een diploma hebben om te mogen malen, maar toen mocht iedereen het doen. In de oorlog werd er alleen Nederlandse tarwe gemalen. Logisch, want de handel met het buitenland stond volkomen stil. Nederlandse tarwe is veel harder en ruwer dan de Amerikaanse. De vooroorlogse tarwe was een soort mengtarwe. In de oorlog werden er aan het bakmeel nog veel andere ingrediënten aan toegevoegd zoals rogge- en aardappelmeel. Het kreeg de naam: regeringsmeel.

De Duitsers namen delen van de molen in beslag, onder andere de pakhuishokken. Die gebruikten ze om hun schnaps in op te slaan. Co wilde wat achterover drukken, maar ik vond dat te link. Co verzon een list. Hij sloeg een fles kapot tegen de kattenbak van de auto, zodat de auto flink zou stinken en nam daarna een paar flessen mee. Ik ook. De Duitsers zouden de drank ruiken en de schuld bij zichzelf zoeken. Mijn vader werd gevorderd om samen met mannen van het GEB bij alle bewoners van Westmaas de elektriciteit af te sluiten. Overal moesten ze er de stoppen uithalen en inleveren. Mijn vader was handig. Hij zorgde ervoor, dat er ondanks dat er geen stoppen meer waren, in het huis van mijn oom en tante toch elektriciteit bleef. Hij tapte namelijk illegaal elektriciteit van de leiding die onder het huis liep. Dat konden we dan boven mooi benutten, in het geniep natuurlijk. Beneden kwamen de Duitsers controleren of er geen elektriciteit was aangesloten en boven maakten we er gebruik van. De molenaar had een toom kippen. Dat hadden alle molenaars in die tijd, want zij hadden natuurlijk altijd wel graan voor die dieren om te eten. Nou waren op een keer alle kippen verdwenen. Co zei: “Wedden dat die kippen in de pannen hier zitten?” Hij wees op de pannen die op het gas stonden en die daar door de Duitsers waren neergezet. Hij zei: “We zullen zorgen dat ze er weinig plezier van hebben.” “Hoe dan?” vroeg ik hem. “Met afgewerkte olie,” zei hij. Samen hebben we, toen niemand keek, een scheut afgewerkte olie in de pannen gegoten en zijn daarna weggerend. Ze kunnen nooit lekker hebben gegeten van hun gestolen kippen. De boerderij naast de molen was door de Duitsers gevorderd en de boer had zo veel mogelijk gezorgd dat zijn vee in veiligheid kwam, dat wil zeggen niet te vorderen door de Duitsers.

Zo had ook de molenaar zijn drie dieren in veiligheid gebracht. Hij had een trekpaard, een damespaard en een pony en verstopte die in een soort kelder van een afgebroken molen. Ik ben wel met de ponykar naar de Greup gereden om een lading gemalen tarwe weg te brengen. Dat viel me nog niet eens mee, want halverwege bleef het dier staan en ik was niet bedreven genoeg om hem weer aan de wandel te krijgen. Gelukkig ging hij daarna weer verder, anders had ik daar nog gestaan. De Duitsers in de boerderij vorderden mij om eten met mijn fiets, met pittobanden, naar hun kameraden te brengen. Ik had daar nou geen enkele zin in en zocht een manier om van dat baantje af te komen. Die manier vond ik de tweede keer dat ik met die pan op weg was. Ik viel namelijk van mijn fiets en al het eten viel op de grond. Ik heb het gewoon met mijn handen teruggeschept. Ik hoefde daarna niet meer. Ze zullen de steentjes en het zand dat ik mee heb geschept wel niet lekker hebben gevonden. We zijn in die tijd een paar keer naar ons huis teruggefietst om te zien hoe het er thuis voorstond. Nou het stond er niet voor, dan kan ik je vertellen. De Duitsers hadden ons huis en de zaak in beslag genomen en gebruikten het pand zelfs als slachthuis. In de kamer hadden ze een balk opgehangen waar ze koeien aan ophingen om die te slachten. De meubels waren verdwenen en het was een ravage. Op de vliering lagen bossen stro. We konden ons wel een voorstelling maken van wat daar gebeurde. In Strijen waren na de bevrijding een stuk of tien meisjes kaalgeschoren vanwege hun omgang met de Duitsers.

Na de bevrijding kwamen we terug in Strijen. Ons hele huis moest weer worden opgebouwd. We kregen daar van de regering 200 gulden voor. Nou, dat was een schijntje. Het hele dak moest vernieuwd worden, de kamers moesten weer worden betimmerd, de deuren moesten vervangen. Maar waar vonden we de materialen? Er was overal schaarste. De loodgieter die ons dak zou maken, bleek niet te kunnen leveren, omdat hij het lood dat hij ons had beloofd en dat we hadden gekocht, had gebruikt voor een ander huis. We zaten met de gabakken peren. We zijn zelf aan het timmeren gegaan. En de materialen? Ik ben met mijn neef Janus glaskisten gaan halen en het hout van die kisten hebben we voor de winkel gebruikt. Het was rothout hoor, maar er was niks anders. We hebben er hardboard overheen getimmerd zodat het er wat gladder uitzag. Het dak is ook provisorisch gedicht tot er weer wat grotere hoeveelheden grondstoffen te verkrijgen waren en er echt lood kon worden gebruikt voor de afdichting. Maar we konden wonen en hadden een dak boven ons hoofd. We konden ook de winkel weer openen. We begonnen met een voorraad van, schrik niet, twee strijkijzers en drie stofzuigers. Geleidelijk aan breidde de voorraad zich uit.

molen-westmaas

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *