De evacuatie op 25 februari 1944, uit het dagboek van Juffrouw ’t Hart) onderwijzeres te Piershil.
De week van 20 tot en met 25 februari 1944 was voor ons erg naar. Alle inwoners van verschillende dorpen moesten huis en haard verlaten en zich elders vestigen. Zo ook de inwoners van Piershil. Aanvankelijk kregen we 10 dagen om te verhuizen , maar halverwege die week kwam er bericht van onze bezetters, dat zaterdag 25 februari het dorp ontruimd moest zijn. Dat was een drukte van geweld. Vooral op de boerderijen was er enorm veel te doen. Het vee moest ergens ondergebracht worden en de schuren moesten leeg en dat alles in zo korte tijd. Er was geen tijd om de voeren netjes te laten. De plukken hooi en stro woeien van de wagens. Sommige vrachten waren zo hoog geladen, dat de vlokken aan dakgoten van sommige huizen bleven hangen. Iedereen moest zelf voor vervoer zorgen en dat ging niet zo gemakkelijk. Gelukkig konden de mensen uit de Oosthoek in hun huis blijven en die waren wel bereid om ons te helpen. De boeren, die hun boerderij in de polder Oud-Piershil hadden, legden rondom hun boerderij een kade, zodat huis en schuur droog bleven. Wij waren van plan zo lang mogelijk in ons huis te blijven. Daarom hadden we Berkhout gevraagd om ons laatste vrachtje op dinsdag 28 februari naar Nieuw-Beijerland, waar wij onderdak hadden gevonden in de Middelstraat, te brengen. Maar nu moest dat echter op zaterdag, de laatste dag. Berkhout had voor die dag ook andere mensen beloofd te helpen, zodat wij zaterdagmiddag laat overgingen. We namen alles mee, wat we beslist nodig hadden. De rest van ons meubilair werd op de kamertjes boven en op de zolder gezet, zodanig, dat het vanaf de dijk niet te zien was. Aangezien mijn huisgenoten met een gedeelte van het huisraad, waaronder ook de kachel, al naar Nieuw-Beijerland verhuisd waren, was het hier niet zo gezellig. De vorige dag had ik mijn moeder en haar kleindochtertje, dat bij ons verbleef, vanwege de bombardementen in Rotterdam, met een vreemdeling, die ik toevallig op het dorp ontmoette, meegegeven. We zijn er nooit achter gekomen, wie dat geweest is. Hij heeft zijn passagiers netjes afgezet op hun evacuatieadres. Mijn broer was uit Amsterdam overgekomen om te helpen bij de verhuizing, maar er was niets te doen die dag; alleen maar wachten op vervoer. Om de kou te verdrijven zijn we maar gaan wandelen, hoewel dat ook niet zo prettig was in dat stille uitgestorven dorp. De op die dag gemaakte foto’s zien er maar triest uit. Het weer was ook niet aangenaam. Het was vriezend en erg mistig, vandaar die sombere foto’s. Nadat alle bewoners vetrokken waren, werd de sluis geopend, zodat bij iedere vloed het water de polders kon instromen. Eerst zag men de sloten voller worden en ten slotte kwam het water op het land, en wat wel heel erg was, in de huizen. De meeste huizen waren leeg en wat de mensen niet konden meenemen stond op zolder. 15 maanden zou dat duren. De huizen gingen daardoor erg achteruit en heel lang duurde het, voor ze weer helemaal droog waren. Voor de landerijen was die watermassa ook niet bevorderlijk. De boeren in de Oosthoek hadden van de Duitsers toestemming gekregen om op hun boerderijen te blijven. Om zich te vrijwaren tegen het water legden ze een kade om hun terrein. Dat bleek een uitkomst. Toch hebben ze één keer water binnen gekregen. Dat was met een zware wester storm. Het water in de polder werd zo hoog opgestuwd, dat de kaden overliepen. Het was een hele karwei om alles weer droog en schoon te krijgen.
(deze tekst komt letterlijk uit het dagboek van juffrouw ‘t Hart, dat zij destijds heeft bijgehouden. Ook de foto’s en de beschrijvingen daarvan komen uit haar dagboek).
Fotoserie de Evacuatie – 1944
Hier (Molendijk- hoek Kade) zien we bakker Poldervaart, de laatste bewoner, die we die middag nog aantroffen in het verlaten dorp. Hij had moeite met zijn hond, die niet mee wilde en maar bleef janken. Het dier voelde ook de beklemming, die uitging van zo’n verlaten dorp. Tenslotte heeft Poldervaart het dier aan een touw vooruit moeten trekken.
De Molendijk bij het begin van het dorp. De huizen aan de linkerkant zijn in 1959 afgebroken.
De Voorstraat
De Benedenstraat. Op de voorgrond het Gemeentehuis.
De Sluisjesdijk. Het hooi zit aan de dakgoot. Dat huis is gesloopt in 1956. Het tegenoverstaande gebouw verdween in 1963.
Deze foto is genomen in maart 1944 achter het huis, bij de koepel. Hoewel alle sloten reeds vol waren en op veel plaatsen het water al op het land stond, bloeien de crocusjes nog voor het laatst.
Een somber gezicht, die leegstaande huizen langs de Watering.
Deze foto van de Bendeden Molendijk werd gemaakt op 25 februari 1944. Het dorp is leeg. Links het schoolhuis.
Een uitgestorven Molendijk.
De beneden Molendijk (nu Beatrixstraaat) op 11 maart 1944.
Documenten evacuatie 1944 – Piershil
Het persoonsbewijs van Piershillenaard Adriaan Bakker. Weg op 19 februari 1944, terug op 9 juni 1945.
Ausweis – Vergunning – Bastiaan Bosman, molenbouwer
Ontruimingsbevel B. Bosman – Piershil
1945 – Verdere aanscherping van de evacuatie
Uit de Nieuwsbode van 1 februari 1945 (U kunt deze Nieuwsbode downloaden).
Orgaan van de vrije pers