Verslag ‘Groep Zinkweg’: LO

In de Hoeksche Waard waren verschillende verzetsgroepen actief. De groep Zinkweg heeft 40 jaar na afloop van de oorlog zelf enkele verslagen geschreven over de diverse aspecten van het verzet.

Onderstaand verhaal is een integrale weergave van het verslag betreffende de LO (Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers). Opmerkingen en foto’s heb ik zelf toegevoegd, telkens te zien tussen de horizontale lijnen.

Overzicht betreffende verzetsactiviteiten der groep Zinkweg (L.O.) gedurende de tweede wereldoorlog.

Bij het schrijven van een verslag over het verzet der groep Zinkweg tijdens de tweede wereldoorlog kan wel een eindpunt worden aangegeven n.l. de capitulatie van Duitsland. Een beginpunt aangeven is uiteraard moeilijker, daar het actief verzet niet ontstond met een “Bang” hier is het, maar het resultaat was van een groeiproces, dat zich ontwikkelde vanuit een diepere bezinning op de houding ten opzichte van het Nationaal Socialisme. Jongeren uit Oud-Beijerland van de “Arja” (Anti-Revolutionaire Jongeren Actie) en van de jongelingsvereniging van de Nederlands Hervormde , de Gereformeerde en Christelijk Gereformeerde kerken, verbonden in de contactcommissie Gereformeerde Jeugdverenigingen, kwamen in die tijd regelmatig samen en bespraken de ontwikkelingen in de strijd der geesten. Een leidende figuur daarin was H.J. Korteweg, eerst onderwijzer der Christelijke school aan de Zinkweg, later in H.I. Ambacht en daarna hoofd der Zinkwegschool. Hij trachtte in woord en geschrift de juiste houding aan te kweken. Uit een brief van hem aan Israel Traas d.d. 15 oktober 1941 een aanhaling; “De geestelijke strijd wordt te slap gevoerd. De propaganda kweekt Duitser-haat uit materiele motieven. We moeten dieper leren zien”. Hij trachtte dit ook te doen in artikelen in de “Vaandrager”, het blad van de Hervormd Gereformeerde Jongelingsbond o.a. over de Bourgondische tijd in de vaderlandse geschiedenis. Vanuit deze mentaliteit ontstond er medewerking aan het verspreiden van illegale lectuur. De eerste daad in die richting in Mei 1941 was het vermenigvuldigen en verzenden van een vlugschrift , dat de groep in handen kwam ter gelegenheid van de eerste herdenkingsdag van het bombardement op Rotterdam. Het ging over “vliegers die genade kennen hebben Rotterdam verbrand”. Dit blaadje werd op de schrijfmachine vermenigvuldigd en als drukwerk verzonden naar adressen, gehaald uit het jaarboek van de Gereformeerde Jongelingsbond. Datzelfde jaar op 31 Augustus (verjaardag van Koningin Wilhelmina) weer zo iets.

Ondertussen werd intens meegeleefd met de gebeurtenissen rondom de gelijkschakeling van de vakbonden, de radio, de pers en de druk op het bijzonder onderwijs. In verband met de pers schreef Korteweg in dezelfde brief: “wanneer het de heren gelukt de zaak in handen te krijgen (hij bedoelde het Rotterdammer-concern) dan gaan we actie voeren om de Rotterdammer te vernietigen”. In mei 1942 werd opnieuw een vlugschrift op dezelfde wijze verspreid. Het was een oproep tot gebed en vasten. Schrijver onbekend. Het contact met het verzet in de rest van Nederland was tot dat tijdstip gering. Gedurende 1941 en 1942 zijn maar enkele exemplaren van ‘Vrij Nederland’ bij de groep Zinkweg gekomen. Ook de verklaring van generaal Winkelman kwam in hun bezit, evenals het boekje van minister van Kleffens, maar of deze uitgaven ook verder zijn verspreid, is niet meer te achterhalen. Het was in deze periode, dat Arie Vermaas en Israel Traas een bezoek brachten aan de heer de Ruig te Rotterdam, toen provinciaal voorzitter van de afdeling Zuid Holland van de Gereformeerde Jongelingsbond. Zij deden dat in hun functie van voorzitter en secretaris van de kring Hoekse Waard West van die bond. Het resultaat van dit gesprek was, dat zij de gereformeerde kerkeraden in de Hoekse Waard bezochten met het verzoek, de verantwoordelijkheid voor het jeugdwerk op zich te nemen als de Duitsers zouden proberen het verenigingsleven onmogelijk te maken. Uitgaande van de gedachte, dat de kerken voorlopig met rust zouden worden gelaten, vonden ze overal een open oor en de toezegging van alle medewerking. Tot zover was er dus nog weinig sprake van actief verzet. Helaas zijn de Joden in Oud Beijerland in deze tijd al opgeroepen en weggevoerd. In het voorjaar van 1943 veranderde alle snel. De aanleiding ertoe was de arrestatie van Marien Traas op 8 april 1943 door de S.D. (Sicherheits Dienst), zijn opsluiting in het politiebureau ‘Haagse Veer’ in Rotterdam en later de kampen Vught en Moerdijk tot 8 juli 1943. Hij werd gearresteerd op grond van een aanklacht van de vader van iemand die dienst had genomen bij de Waffen SS. Marien had laatdunkend gesproken over een dergelijke landverraderlijke daad, bij een ontmoeting in de boomgaard.

Er was echter een diepere oorzaak. In de loop van 1941 hadden de gezusters Traas in de fruitsorteerloods, waar veel mensen kwamen, een hele wand volgeplakt met foto’s van leden der koninklijke familie, gehaald uit geïllustreerde tijdschriften. Dit trok sterk de aandacht en er werd over gesproken, met als resultaat, dat in de herfst van 1942 onderluitenant C.C. Kool van de politie te Oud Beijerland met de N.S.B. er opperluitenant G.H. van der Tholen op een morgen die platen kwamen verwijderen en in beslag nemen. Gedurende deze operatie werd hun gesprek afgeluisterd, waarbij Kool o.a. zeide, dat hij dit reeds lang had willen doen maar niet had gekund en dat hij ook daarom zo blij was, dat Van der Tholen nu hoofd van de politie was geworden. Bij het verhoor van Marien door de S.D. kwam ook deze platengeschiedenis ter sprake. De Oud Beijerlandse politie had dus aan de S.D. gerapporteerd. Verder was er ook uit die tijd het zgn V-teken incident. Het V-teken was het overwinningsteken van de geallieerden (V = Victory). Uit plagerij had Truus Traas een paar grote witte V’s gekalkt op de auto van de N.S.B. er Klaas Hoogenboom. De man reed daarmee, zonder het te weten, een ochtend rond. Hij was natuurlijk niet erg gelukkig toen hij het ontdekte. Hij verdacht de familie Traas ervan maar kon niets bewijzen. Deze gebeurtenissen maakten de familie niet erg populair in de kringen der landverraders. Het lijkt nu misschien wat kinderachtig, maar het geeft wel een indruk van de geest die in het gezin heerste. Nadat Marien gevangen was genomen, werd geprobeerd contact met hem te krijgen, doch via de politie of de bewakers van het Haagse Veer lukte dat niet. Daarom bezocht Israel diezelfde week Nico de Regt in Barendrecht. Hij had wel eens gehoord, dat Nico iets van het ‘verzet’ wist en hij kende hem via zijn neef in Oud Beijerland. De Regt bracht hem naar Jaan Jiskoot in Barendrecht. Zij had, nadat haar broer wegens hulp aan Joden was gearresteerd en in het Haagse Veer opgesloten, kennis gemaakt met iemand van het bewakingspersoneel. In de zaak met Marien had dit niet veel succes, omdat hij na een paar weken werd overgebracht naar het concentratiekamp Vught en later naar Moerdijk, vanwaar hij op 8 juli 1943 werd vrijgelaten.

Wel had een advocaat uit Den Haag die was ingeschakeld, kans gezien de zaak voor het Duitse Landesgericht te brengen, waar hij werd berecht en ook vrijgesproken. Maar toen had hij al 3 maanden gevangen gezeten. Evenwel vanaf die tijd dateert de samenwerking met Barendrecht. Dat voorjaar van 1943 was een spannende tijd. De vijand begon ook tegenover niet Joden zijn ware gezicht te tonen met maatregelen tegen oud militairen, het oproepen voor de Arbeidsdienst, het invoeren van de Arbeidsinzet (tewerkstelling van mensen in Duitsland), loyaliteitsverklaringen van studenten enz. Er was dus veel te doen. Nico de Regt vroeg aan Israel Traas de verspreiding van het illegale blad ‘Trouw’ op zich te willen nemen voor de Hoekse Waard, met uitzondering van s-Gravendeel, Maasdam en Puttershoek. Vanaf het derde nummer van Trouw is dat werk begonnen. Zo ook met geïllustreerd ‘Vrij Nederland’! Deze lectuur verspreiding lag geheel in de lijn van de levensovertuiging der groep en hun manier van verzet plegen. Het was dus ook niet moeilijk om medewerkers te vinden voor de verspreiding en het transport naar andere dorpen. Leden van de bestaande studiekring waren zonder meer bereid daar aan mee te werken. In die tijd werd dus de kern van de groep Zinkweg gevormd rondom het illegale blad ‘Trouw’. Om de groep niet al te groot en daardoor kwetsbaar te maken, werden niet alle studievrienden ingeschakeld. In de andere dorpen werden contactadressen gevonden, die daar weer helpers inschakelden. De ontvangst der bladen liep steeds via Jaan Jiskoot in Barendrecht, doch toen de oplaag te groot werd, werd Frans Rietveld aangesteld voor de Zuid Hollandse eilanden en bezorgde deze bladen in Oud Beijerland. Later werd dit overgenomen door ‘Leen’. Zij deden het eerst per fiets en ook wel met de stoomtram, maar toen de controle op de Barendrechtse brug en aan de veren scherper werd, werd contact opgenomen met de heer Borgdorff in Oud Beijerland, die een functie had bij de rederij ‘De Oude Maas’ die op Rotterdam voer. Tot september 1944 zijn de bladen toen per stoomschip vervoerd. In Rotterdam werden ze aan boord gebracht en de heer Borgdorff zorgde, dat ze daar werden verborgen. In Oud Beijerland gingen ze van boord. Oorspronkelijk was de groep Zinkweg dus een ‘Trouw’ groep maar zij verspreidde ook andere bladen zoals geïllustreerd ‘Vrij Nederland’, ‘Het Vrije Volk’ en soms ‘Het Parool’.

Verder ook allerlei vlugschriften. De Duitse maatregelen die in het voorjaar van 1943 werden genomen riepen veel weerstand op bij de bevolking en de groep voelde zich groepen die weerstand zoveel mogelijk aan te moedigen en effectief te maken. Er werd van alles gedaan om mensen te weerhouden van aanmelding voor registratie en het aanvragen van ‘Ausweise’, In de zomer van 1943 bestond de groep uit Israel Traas, Piet Lips, Flip Leenman, Arie Vermaas, Ko van Strien, Marien Traas, Mees Weeda en later Paul Visser en Lein Rottier (de laatste twee waren onderduikers bij Traas). Ook de vader van Arie Vermaas werkte mee en had via zijn werk veel contacten in het zuiden van de Hoekse Waard. Zijn ziekte en overlijden was een groot verlies. Dominee Langeveld (Ned. Herv. predikant te Nieuw Beijerland) en Korteweg fungeerden in die tijd vooral als de geestelijke leiders der groep. Ko van Strien belastte zich in hoofdzaak met het administratieve verzet. Hij werd in contact gebracht met Nico de Regt. Beiden waren gemeenteambtenaar en hadden al spoedig een zeer goede verstandhouding, waarbij Van Strien ook connecties onderhield met Henk Smit, gemeenteambtenaar in Nieuw-Beijerland en met Piet Groeneweg, gemeenteambtenaar in Zuid Beijerland. Door van Strien werden pamfletten opgesteld die door een kennis van de Regt werden gedrukt en overal werden verspreid. Daarin werd de bevolking opgeroepen zich niet te laten registeren. Ook werden gefingeerde ‘officiële’ opdrachten aan de gemeenteambtenaren in het hele land verzonden om zoveel mogelijk verwarring in de administratie te veroorzaken. Er ontstond grote behoefte aan distributiebescheiden en valse of vervalste persoonsbewijzen (PB’s) voor diegenen die door de Duitse maatregelen werden gedwongen onder te duiken. Vanaf die tijd dateert de activiteit in de richting die later bekend werd als Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers, kortweg L.O. Er was toen bij de groep nog niet veel over deze L.O. bekend. Er werd gesproken over een organisatie ‘Frits’. Deze naam was afkomstig van ‘Frits de Zwerver’, de landelijke leider van de L.O. Hoe deze organisatie er landelijk uitzag kan hier buiten beschouwing blijven. Het gaat er in dit verslag om hoe het in de Hoekse Waard West georganiseerd was. Zoals reeds vermeld, liepen de verbindingen via Jaan Jiskoot en dat is altijd zo gebleven voor het illegale Pers-werk en L.O.activiteit.

Ondertussen had Piet Lips kennis gemaakt met andere L.O.mensen en op een vergadering die hij bijwoonde werd de Hoekse Waard bij het district Zuid Hollandse eilanden ingedeeld. Piet Eland werd districtsleider en is dat tot het eind van de oorlog gebleven. J. Moekestorm, die ook uit Barendrecht werkte vanuit IJsselmonde als rayon-leider in het oosten van de Hoekse Waard en Israel Traas in het westen. Met Piet Eland was de verstandhouding altijd zeer goed al waren er niet veel mogelijkheden tot samenwerking. Piet en Israel konden goed met elkaar overweg. Met Moekestorm was dat anders. Israel en hij lagen elkaar niet zo erg en het feit, dat hij in Oud Beijerland – het rayon van Israel – een tweede groep organiseerde, deed daar geen goed aan. Tot aan September 1944 werd met deze groep nauwelijks contact onderhouden doch daarna werd de samenwerking heel goed. Tot de kern van deze groep behoorden Koster, Wielaard, Dirk en Nelis Grotenboer. De behoefte aan bonkaarten werd door de samenwerking van Van Strien met de mensen van de distributiedienst in Oud Beijerland, spoedig opgelost.


Afbeelding ‘Op de bon’

wo2-opdebon


Het was mogelijk voor sommige perioden enkele honderden distributiebonkaarten over te dragen aan Barendrecht. In gezamenlijk overleg werden er ook door de medewerkende ambtenaren van de bevolkingsadministratie procedures ontworpen waardoor het mogelijk was, echte persoonsbewijzen aan ondergedoken of gezochte personen uit te reiken onder een andere naam en geboortedatum. Na het bombardement van de R.A.F. op het Centrale Bevolkingsregister in Den Haag, werden nieuwe mogelijkheden gevonden. Er was een voortdurende uitwisseling van gegevens dienaangaande die wel via Israel Traas liepen doch waaraan hij niets behoefde te doen. Dat was werk voor vakmensen (administratief verzet). Dit administratieve verzet was, zoals reeds vermeld, voor wat betreft de groep Zinkweg de taak van Ko van Strien. De anderen van het groepje zoals Israel Traas, Piet Lips, Flip Leenman, Arie Vermaas en Marien Traas hielden zich in hoofdzaak bezig met het verspreiden van de illegale pers en het plaatsen van onderduikers. De groep was op eigen gelegenheid begonnen pamfletten en circulaires samen te stellen en deze rond te sturen, later met hulp van Nico de Regt (Frans P.B.S.). Deze P.B.S. (Persoons Bewijzen Sectie) had verbindingen door het gehele land. Bij het administratieve verzet behoorde ook het leveren van persoonsbewijzen (PB’s).


Artikel ‘Echte persoonsbewijzen’: klik hier


Iedere Nederlander moest zich bij controle of aanhouding kunnen legitimeren met een persoonsbewijs (met foto) afgegeven door de gemeentesecretaris. Onderduikers en verzetsmensen moesten dus PB’s hebben op andere namen, geboortedata en beroepen. Voor de uitreiking aan hen werd geselecteerd. Als het een verzetsman/koerierster betrof dan mocht aan het PB niets mankeren. Dan werd vaak de methode ‘herleving overledenen’ toegepast. De betrokkene kreeg dan een PB op naam van een jong gestorvene. Hij of zij was zodoende ook gedekt met een uittreksel uit het geboorteregister. Er werd ook een persoonsbewijs op die naam aangelegd en opgenomen in het bevolkingsregister van de plaats waar men wenste te worden opgenomen. Daarvoor was de medewerking nodig van collegae elders. Dit werd geregeld door Frans PBS. Ook werden PB’s vervalst. Voor onderduikers waren die goed bruikbaar. Dat er veel mee gedaan kon worden blijkt uit het feit, dat een onderduiker in Oud-Beijerland, Fred Vas Diaz, later lid van de BS/SG, onder zijn illegale naam Jan Vermeulen meedeed aan zwemwedstrijden en daarbij de eerste prijs won. Uit alle delen van het land betrok de PBS haar bescheiden. Gemeenteambtenaren stelden uit hun legale voorraden iedere maand een aantal PB’s beschikbaar voor PBS (1 op de 2000 inwoners). De bij overvallen verkregen persoonsbewijzen werden voor het veranderen van de nummers ook aan de Persoons Bewijzen Sectie afgegeven. Er waren dus drie soorten ‘illegale persoonsbewijzen’ in omloop.

  1. De echte, die door gemeenteambtenaren beschikbaar waren gesteld en meestal voor illegale werkers werd gebruikt.
  2. De van overvallen afkomstige en vernummerde PB’s.
  3. De nagemaakte persoonsbewijzen.

Voor illegale werkers die om bijzondere redenen beter geen PB uit Oud Beijerland konden hebben vroeg van Strien er een aan bij Nico de Regt (Frans PBS). In totaal heeft van Strien voor de L.O. ongeveer 400 persoonsbewijzen vrijgemaakt. Later toen het gemeentehuis in Oud Beijerland was gekraakt, werden alle persoonsbewijzen meegenomen en gebruikt. Behalve bij het verschaffen van persoonsbewijzen was het administratieve verzet ook betrokken bij het verzorgen van distributiebescheiden voor onderduikers en verzetsstrijders. Die mensen moesten ook eten en zich kleden.

Hiertoe had van Strien op het distributiekantoor eneige contacten van onschatbare waarde t.w. Obbe Schipper, Inge Tuk en P.A. van Ree. Zij wisten iedere maand 250 bonkaarten te verdonkeremanen die de L.O. ten goede kwam en door allerlei manipulaties benodigde bescheiden vrij te maken. Dat gebeurde allemaal onder de neus van de leider der distributiedinest die als politiek onbetrouwbaar bekend stond. Bij de uitreiking van de Tweede Distributiestamkaart (dat het werk was van de distributiedienst en de bevolkingsambtenaar ter secretarie) kwam de L.O. helemaal ruim in haar bescheiden te zitten, zodat andere gemeenten ook geholpen konden worden. De overschotten gingen meestal naar Barendrecht. Op gefingeerde namen op de oproepkaartenontvangstbewijzen samen met de valse hoekjes van de Eerste Distributiestamkaarten konden honderden Tweede Distributiestamkaarten worden achterovergedrukt. Daarbij behoorden de bonkaarten die steeds op die T.D.’s zonder problemen werden verkregen. Behalve met Frans PBS en de distributieambtenaren werkte van Strien ook nauw samen met Mees Weeda die op het Arbeidsbureau werkzaam was en rantsoenbonnen alsmede Ausweise voor vrijstelling van de Arbeidsdienst en tewerkstelling in Duitsland kon leveren. Mees trad voor de L.O. ook op als een soort ‘reizend ambtenaar’, die allerlei bescheiden naar andere plaatsen bracht. De distributiekaarten werden vaak als brief verzonden zonder naam en adres van afzender en zonder verdere correspondentie. Persoonlijke papieren zoals persoonsbewijzen of Ausweise op naam werden niet per post verzonden. De illegale circulaires weer wel. De eerste door van Strien gemaakte circulaire werd als drukwerk gefrankeerd verzonden. Later werden deze als dienststukken afkomstig van de Rijksinspectie Bevolkingsregisters  verzonden. Buiten de persoonsbewijzen en distributiebescheiden zijn in Oud Beijerland o.a. ook nog illegaal uitgereikt:

  1. Landwirtschafts Ausweise
  2. Sonderausweise (nachtvergunningen)
  3. Gele Ausweise
  4. Bewijzen van afkeuring voor de Nederlandse Arbeidsdienst (NAD)
  5. Bewijzen van uitstel opkomst NAD
  6. Passierscheine (deze had de groep bij een plaatselijke drukker laten drukken).

Op een zaterdagmorgen in Februari 1944 werd Ko van Strien gearresteerd door drie politieambtenaren van de beruchte groep 10 van de politie Rotterdam die voor de S.D. werkte. Van Strien had aan een gewezen beroepssergeant (de Haan) die als onderduiker bij de CCD (Crisis Controle Dienst) in Oud Beijerland werkte, een Tweede Distributiestamkaart verstrekt op illegale wijze. De Haan was door hen gearresteerd en toen zij die kaart op hem vonden had hij verklaard deze van Van Strien te hebben ontvangen. Laatstgenoemde trachtte zich eruit te praten, maar hoewel ze buis huiszoeking in zijn kosthuis niets vonden, namen ze hem toch mee naar het Haagse Veer in Rotterdam. Vooraf hadden zij nog getracht informatie in te winnen bij de distributiedienst in Oud Beijerland maar daar werden ze met een kluitje in het riet gestuurd. In Rotterdam werd hij met De Haan geconfronteerd en opnieuw verhoord. Daar het niets opleverde liet men hem diezelfde dag weer gaan. Tot zover iets over het administratief verzet der groep Zinkweg. In die tijd waren alle medewerkers nog in hun gewone beroep werkzaam, zodat hun activiteit niet direct opviel. Daar Israel Traas in het bedrijf van zijn vader, landbouw en fruitteelt, zijn tijd zelf kon indelen werd zondermeer aangenomen, dat hij de leiding in de verzetsgroep had, hoewel dit nooit een punt van discussie is geweest. In alles werd met degenen die erbij betrokken waren, overleg gepleegd. Ondertussen werden er steeds meer onderduikers geplaatst in het westelijk deel der Hoekse Waard. Een aantal was in staat met valse of vervalste persoonsbewijzen in een normale betrekking te werken en ergens als kostganger te wonen of bij familie in te trekken. Er zijn één of twee razzia’s gehouden waarbij enkelen werden gearresteerd, doch de groep Zinkweg is daardoor nooit in gevaar gekomen. In de zomer van 1943 was Nico de Regt gedwongen onder te duiken. Hij nam veel persoonsbewijzen en andere bescheiden uit het gemeentehuis mee. Zijn opsporing werd verzocht in het algemeen politieblad, wat te verwachten was. De S.D. arresteerde zijn ouders, broers en zusters en zond hen naar het concentratiekamp Vught. Gelukkig liet hij zich overreden zich niet aan te melden en na enige maanden kwam de familie weer vrij.

Enige tijd daarna werd Israel ziek en hij moest langdurig rust houden. Hij bleef in staat de groep te leiden, maar er moesten wel veranderingen komen. Voor berichten en transporten werden meer meisjes – vaak zijn zusters – ingeschakeld en na enige tijd dook Nico de Regt zo nu en dan onder op de boerderij van Traas. De landelijke behoefte aan distributiebonkaarten werd steeds groter, zodat gezocht werd naar mogelijkheden om daar iets aan te doen. Het resultaat was de overval op het postkantoor in Oud Beijerland, waaraan tezamen met mensen van de knokploeg (KP) van Johannes Post, ook enige leden der groep Zinkweg deel namen. Deze overval is uitgebreid omschreven in het hierachter opgenomen KP-verslag. Daar er behalve distributiebescheiden ook een groot bedrag aan geld was meegenomen – afgedragen  aan de L.O. – ontstond er een discussie in de illegale pers. ‘Trouw’ meende dat dit onjuist was, maar kwam daar later op terug gezien het grote geldgebrek waarmee in die tijd het verzet te kampen had. Later werd dit beter, daar het Nationaal Steunfonds, dat het verzet financieel steunde, over grote bedragen kon beschikken. Toen 1943 ten einde liep ontstond er niet alleen een tekort aan bonkaarten, maar ook aan persoonsbewijzen. De tot dan toe gevolgde methode kon aan de vraag niet meer voldoen. Na overleg werd besloten dat Ko van Strien en Henk Smit zouden onderduiken met de persoonsbewijzen en bevolkingsregisters van respectievelijk Oud Beijerland en Nieuw Beijerland. Van Strien werd dit onmogelijk gemaakt door ingrijpen van burgemeester Diepenhorst die door zijn zoon was gewaarschuwd. Dit was een grote teleurstelling, doch achteraf bleek het niet zo’n ramp want in de volgende elf maanden was Van Strien voor de groep erg nuttig. Het plan van Henk Smit gelukte en hij vertrok naar Noord Brabant. Na enige tijd werd Wenthold – afkomstig uit Den Haag – in zijn plaats aangesteld. Met hem was goed samen te werken. Bij het ‘herstel’ van het bevolkingsregister was het mogelijk een groot aantal onjuiste gegevens in te voegen. Er kwam echter een klacht binnen over de gemeente-secretaris van Nieuw Beijerland die veel te ijverig aan het werk toog om de schade die door Henk Smit was aangericht, te herstellen. Daarom werd hij bezocht door drie man van de groep Zinkweg en op zijn plicht gewezen. Zie hierover het KP-verslag hierachter.

In Februari 1944 werden de polders langs het Hollands Diep geïnundeerd en de bevolking geëvacueerd. De meesten vonden onderdak in andere dorpen van de Hoekse Waard. Het eiland werd nu ook strenger bewaakt en daarom werd van bepaalde zgn. goede zijde geadviseerd, zo veel mogelijk onderduikers te laten vertrekken want het werd te gevaarlijk!! De verzetsgroep was echter van oordeel, dat juist het tegendeel waar was. Er ontstond n.l. een enorme chaos door de vermenging van de bewoners van al die dorpen en administratief was het niet meer bij te houden. Er kwam een tip uit Klaaswaal, dat die chaos nog wat vergroot kon worden door de administratie te vernietigen in het kantoor van de Plaatselijk Bureauhouder van de Voedselcommissaris. In de nacht van 2 op 3 Maart 1944 werd daar een inbraak gepleegd. Zie hiervoor het KP-verslag. De Oud en Nieuw Beijerlandse polders werden niet geïnundeerd, doch later in de lente werd aan de boeren bevolen overal in het land palen te plaatsen ter voorkoming van luchtlandingen. De Duitse Veldmaarschalk Rommel, die toen zijn hoofdkwartier in Frankrijk had, was bezig de gehele westkust van Europa in staat van verdediging te brengen tegen een invasie van de geallieerden. Een onderdeel daarvan was die palenzetterij.


Palen in de landerijen, in de buurt van Strijen. Deze palen werden ook wel ‘Rommelasperges’ genoemd.

palen-plaatsen-buurt-strijen-rommelasperges


De burgemeester van Oud Beijerland riep de bewoners bijeen in gebouw ‘Maranatha’ om hun mening te polsen. Niet meewerken aan het palenzetten zou evacuatie betekenen was het dreigement. Ds Fokkema, Ned.Herv. predikant te Goudswaard die in Oud Beijerland was geëvacueerd, riep in deze bijeenkomst de mensen op om niet mee te werken aan deze maatregel. Hij had weinig bijval. De Dienst Uitvoering Werken (DUW) zaagde de windschermen rond de boomgaarden om en de boeren plaatsten die stammen in hun land. Groep Zinkweg meende ook te moeten protesteren en deed dat op haar manier. Zij trokken er s-nachts op uit met grote zagen en hier en daar werden de palen omgezaagd. De reactie van de Duitsers was fel. Een aantal mannen in Oud Beijerland werd opgepakt en gedwongen nieuwe te plaatsen. Vader Traas weigerde palen te zetten en zei dat tegen de uitvoerder van de DUW. Deze als goed bekend staande Nederlander meldde dit direct aan de Duitse instantie, met het gevolg, dat op zekere nacht wachtmeester der politie Den Breejen van Nieuw Beijerland aan het raam van Israels slaapkamer klopte en vertelde, dat hij opdracht had, vader Traas te arresteren en naar de Duitse commandant in Klaaswaal te brengen.

Er werd overlegd wat te doen. Als Traas niet mee wilde gaan dan zou Den Breejen melden, dat hij hem niet thuis had getroffen maar dan moest Traas onderduiken. Israel besloot zijn ouders te wekken om te horen wat zij er van dachten. Traas besloot mee te gaan en later ging zijn vrouw hem achterna. Tegen de middag kwamen zij weer terug nadat hij beloofd had palen te zullen plaatsen. Hij heeft er toen enkele laten zetten maar werd verder met rust gelaten. Op ‘dolle dinsdag’ kwam die DUW opzichter zijn excuus maken en vragen of Traas er na de oorlog geen werk van wilde maken. De man is toen van het erf gejaagd. Met dominee Fokken liep het helaas niet zo goed af. Na de bewuste vergadering week hij nog dezelfde avond uit naar Rotterdam. De volgende dag bracht Piet Lips ene koffer met lijfgoederen voor hem naar ds Bout aan de Methenesserlaan aldaar. Na enige tijd ging Fokkema naar Delft. Hij werd daar gearresteerd en naar een concentratiekamp gebracht, waar hij op 29 april 1945 (een week voor de bevrijding) op 27 jarige leeftijd stierf. Heinenoord had inmiddels een NBSer als burgemeester gekregen (Roodzant) en een aantal notabelen was ongerust over zijn activiteiten. Daarom verzochten zij de groep Zinkweg om in te breken in het gemeentehuis. Er werd contact opgenomen met de KP van Johannes Post en 2 van zijn mensen bezochten dr De Broekert in Heinenoord die als contact fungeerde. Maat toen bleek dat het niet om persoonsbewijzen of distributiebescheiden ging, meenden ze dat Zinkweg deze zaak zelf wel kon klaren. Deze actie werd uitgevoerd (zie KP-verslag). De morgen na de inbraak, 6 juni 1944, begon de invasie der geallieerden in Normandië.  Vanaf die tijd keek iedereen uit naar een doorbraak aan het westelijk front. Daardoor en ook door de onophoudelijke bombardementen van de R.A.F. op de spoorwegen en de Duitse industrie, waren veel meer mannen geneigd niet in Duitsland te gaan werken maar om onder te duiken. Elke jonge man die beschikbaar was moest n.l. in Duitsland gaan werken de zgn. Arbeidsinzet. Het vinden van huisvesting voor hen was gemakkelijker geworden en velen losten het zelf op via familie en vrienden. Mara de zorg voor distributiebonkaarten en valse papieren vroeg meer aandacht. Bovendien dreigde het gevaar van zorgeloosheid. Het is moeilijk jonge kereld rustig te houden zonder enige vorm van ontspanning. Een keer liep dat bijna slecht af. Enkele onderduikers van Traas hadden voor een weekeinde een hazewindhond geleend van de wachtmeester der politie L. Kruit.

Zij wilden daar hazen mee vangen. Een avond ging dat goed maar de tweede avond werden ze betrapt door onderluitenant Kool. Deze riep andere politiemensen op en het hele stel werd gearresteerd wegens stroperij. Wachtmeester Den Breejen van Nieuw Beijerland werd opgedragen de zaak af te werken. Deze was van verschillende activiteiten op de hoogte en constateerde terecht, dat niemand van de arrestanten onder eigen identiteit leefde en dus niet voor de rechter kon verschijnen. Daarom stapte hij naar de kantonrechter in Oud Beijerland en legde hem de zaak voor. Deze schudde wel zijn hoofd over de hele situatie en dat hem nu ook al werd gevraagd de hand te willen lichten met de rechtspraak. Maar hij was direct bereid mee te werken en samen vonden ze een bevredigende oplossing. Een tientje boete voor ieder en niet zulke stomme dingen meer uithalen. Ook bij het bezoek van 2 opsporingsambtenaren die op een zaterdag onverwachts bij de uitbetaling van het loon op de boerderij kwamen was het haast raak. Onder het personeel bevonden zich verschillende onderduikers maar door de tegenwoordigheid van geest van vader Traas, zijn dochter Wil en Paul Visser (onderduiker) liep het goed af. Maar het overtuigde de familie eens te meer, dat waakzaamheid geboden was. Verder gebeurden er tot September 1944 geen schokkende dingen meer in de groep. In groter verband was dat anders. De KP van Johannes Post waarin de groep Zinkweg veel vrienden had, werd bijna geheel vernietigd. Bijna allen werden bij verschillende acties doodgeschoten of gearresteerd en later gefusilleerd. De grote klap viel na de mislukte overval op het huis van Bewaring aan de Weteringschans te Amsterdam, waarbij de ploeg was verraden. Ook in Barendrecht vielen slachtoffer onder de contacten van Moekestorm maar de Zinkwegse relaties bleven ongedeerd. Wel werd de groep in die tijd getroffen door de ziekte en het overlijden van de vader van Arie Vermaas, die veel werk had verzet in Zuid Beijerland en omgeving. De oplage der illegale bladen groeide gestadig. Een poging om één van de drukkerijen in Oud Beijerland bij het drukken van ‘Trouw’ in te schakelen mislukte. Het risico werd door de drukkers te groot geacht. Twee leden der groep zagen hun kans schoon en ontnamen een landwachter in Oud Beijerland zijn geweer. Ook bracht Marien Traas op een keer een zware vliegtuigmitrailleur mee.

Er kon niet zoveel mee gedaan worden maar later bij de BS maakte het ding wel indruk. En zo kwam ‘dolle dinsdag’. De geallieerde legers waren ineens doorgebroken en bezetten Parijs, Brussel en Antwerpen. Begin September ging een groot aantal landverraders op de loop. Zij probeerden uit de Hoekse Waard weg te komen, ook de opperluitenant der politie de N.S.B.er van der Tholen. Toen dat bericht de groep bereikte is nog getracht hem dit te beletten maar – achteraf gelukkig – zonder succes. De bladen ‘Trouw’ en geïllustreerd ‘Vrij Nederland’ gaven alvast een bevrijdingsnummer uit , dat moest worden vastgehouden tot de bevrijding er was. Die bleek na de nederlaag der geallieerden bij Arnhem nog niet in zicht. De oorlog duurde nog bijna acht maanden. Het had tot gevolg, dat de groep moest worden gereorganiseerd. Een splitsing was niet mogelijk omdat meestal dezelfde personen op verschillende terreinen werkzaam waren. Tot dan toe had er in de Hoekse Waard geen zelfstandige KP geopereerd. Als er gewapend moest worden opgetreden werd er zonder meer een groep samengesteld uit degenen die op dat moment beschikbaar waren. Dat veranderde bij de terugkeer naar de Hoekse Waard van Theo le Grand. Er werd toen een zelfstandige KP gevormd voor de helft bestaande uit oude L.O.kern van de Zinkweg, aangevuld met mensen die in ander verband illegaal werkzaam waren geweest (totaal 12 man). Le Grand kreeg de leiding. De illegale pers en de L.O. waren niet te scheiden, doch toen ‘De Koerier’ werd opgericht kreeg deze een zelfstandige reactie en informatiedienst. Ook werd er gevraagd om meer militaire informatie. Jan Langeveld, die ook in de Hoekse waard was ondergedoken, werd verzocht dit te organiseren. Zijn gegevens werden doorgezonden via de groep ‘Albrecht’, een spionagegroep en toen Sjaak (operator) er was, direct via hem (Zie hiervoor KP-verslag). De werkwijze van de L.O. veranderde niet veel en ook de organisatie bleef ongeveer gelijk. Vooral na de spoorwegstaking nam het werk toe. Het spoorwegpersoneel in heel Nederland ging tot het eind van de oorlog in staking zodat er geen treinen meer reden. Velen moesten onderduiken om aan arrestatie te ontkomen. De verbindingen werden moeilijker doch er kwamen ook meer krachten beschikbaar, zowel vrouwen als mannen.

Verschillende leden der groep moesten onderduiken of konden om andere redenen hun gewone werkzaamheden niet meer verrichten. Zij waren dus hele dagen beschikbaar. Ook de leden der KP bleven net als voorheen met de L.O. meedoen. Doordat er zo langzamerhand een groot aantal echte en valse stempels verzameld waren en er ook veel handtekeningen werden nagemaakt, was het mogelijk de Barendrechtse brug te passeren als men geen bezwarend materiaal bij zich had. Doch toen Israel daar een keer werd aangehouden en zijn Ausweis verouderd bleek te zijn (er was juist een nieuw soort uitgegeven omdat er zoveel valse in omloop waren) was het raadzaam iets voorzichtiger te worden. Ondertussen was er een verbinding tot stand gekomen met Barendrecht via Heinenoord en de Koedood, zodat de controle bij de Barendrechtse brug gemeden kon worden. Kraayveld van de Koedood pikte het materiaal op bij Jaan Jiskoot, bracht het in donker per roeiboot over de rivier naar Heinenoord waar Wim van der Linden het in ontvangst nam en aan de Zinkweg afleverde. De landelijke illegale pers was steeds moeilijker in grote oplage te verkrijgen, maar de omvang van de ‘post’ nam steeds toe omdat ook het OD, het NSF en in het voorjaar van 1945 zelfs het Rode kruis van deze linie gebruik maakten. Hoewel na de slag bij Arnhem het L.O. werk stevig in omvang toenam, het werd in zeker opzicht gemakkelijker. De Hoekse waard kwam in de frontlinie te liggen, doch het was in de meeste gevallen niet meer nodig het eiland te verlaten als men moest onderduiken. Als men maar niet teveel opviel of gezocht werd kon men thuis blijven of bij kennissen intrekken. Voorwaarde was dan wel, dat men over goede papieren beschikte d.w.z. een persoonsbewijs, dat een gewone straatcontrole kon doorstaan alsmede distributiebescheiden. De L.O. was in staat om aan iedere aanvraag te voldoen, dank zij het feit, dat de KP in September het bevolkingsregister en de persoonsbewijzen uit het gemeentehuis te Nieuw Beijerland had ontvreemd met behulp van de ondergedoken burgemeester Hammer en op 16 en 17 Oktober hetzelfde had gedaan in het gemeentehuis te Oud Beijerland, war het personeel was ondergedoken. Het enige probleem was soms een goede pasfoto. Als die niet aanwezig was werd een foto van het oude PB losgeweekt en gebruikt. Wanneer dat voorzichtig gebeurde was het niet te zien.

Met ernstige ziekte van ondergedokenen is de L.O. in de Hoekse waard nooit geconfronteerd, wel met gewonden, maar dat gaf nooit problemen want er kon met het volste vertrouwen bij alle doktoren worden aangeklopt. Het was natuurlijk ook noodzakelijk, dat een onderduiker niet opviel. Hij moest er niet bijlopen met een opvallend kapsel, hetgeen inhield dat hij ook naar de kapper moest. Voor sommigen was dat niet mogelijk b.v. een bekend persoon zoals een burgemeester of een predikant of wel een geallieerd piloot. Hiertoe had de groep de beschikking over een goede kapper, die hoewel ondergedoken, zich tamelijk vrij kon bewegen dankzij zijn valse papieren. Hij was bij Traas in dienst en het was dus eenvoudig hem in te schakelen. Sommigen heeft hij waarschijnlijk wel herkend en met buitenlanders werd geen woord gewisseld. Hij stelde nooit vragen, deed zijn werk en verdween. Naast de ‘normale’ onderduiker kreeg de L.O. in de Hoekse Waard na Oktober 1944 ook te maken met ontvluchte krijgsgevangenen en geallieerde vliegtuigbemanningen . Mede dankzij mensen als de Van Bergeijks uit Piershil en de Hage’s uit Zuid Beijerland, was het onderbrengen altijd mogelijk. Ook op de boerderij van Traas was er immer plaats (zie hierover het KP-verslag). Door het uitblijven van de bevrijding en de grote toename van werk en medewerkers ontstond er een probleem, dat nooit bevredigend opgelost is kunnen worden n.l. de concentratie van zoveel verzetsactiviteiten op één punt, de boerderij aan de Zinkweg. Er werd stilzwijgend aangenomen, dat Israel de leiding had over het geheel, dus ieder die wat te rapporteren had of advies wilde, zocht hem op. Verder waren er slaapplaatsen op de grote zolder ingericht zodat velen voor korte of langere tijd onderdak vonden. Vader en moeder Traas waren zich er terdege van bewust, dat ze hun gezin en hele bestaan op het spel zetten door toestemming te verlenen voor onderdak aan zoveel gezochte personen en voor zoveel activiteiten, maar maakten nooit bezwaar. Bovendien had Theo le Grand altijd onderdak op de boerderij van Leen van der Meer aan de Zinkweg en soms Flip Leenman en burgemeester Hammer ook, zodat het contact vrij gemakkelijk kon worden onderhouden, ook s-avonds. Al deze dingen werkten er aan mee, dat de boerderij van Traas te kwetsbaar werd en bleef.

Pogingen daarin verandering te brengen mislukten en pas in April 1945 toen de dreiging als het ware tastbaar werd , zijn de meeste wapens en het materiaal van het illegale blad ‘De Koerier’ naar andere plaatsen overgebracht. Dat het toch zo lang goed ging werd door de familie toegeschreven aan Gods genadige bewaring maar de practische middelen daartoe waren waarschijnlijk in de eerste tijd de voortdurende inkwartiering van Duitse soldaten en later de enorme toeloop van hongerende stedelingen. Daardoor viel het niet zo op, dat er veel bezoek kwam en ging. Ondanks het feit, dat de toegangen tot de Hoekse Waard zwaar werden bewaakt en meestal voor niet-inwoners totaal waren gesloten, wisten toch vele honderden binnen te komen op zoek naar voedsel. Sommige boeren maakten schromelijk misbruik van deze ellende maar velen hielpen zoveel zij konden. Hun mogelijkheden waren echter ook beperkt. Bij Traas kreeg iedereen die aan de deur kwam eerst twee boterhammen gesmeerd. Later ongesmeerd en weer later maar 1. In Februari 1945 werd clandestien een vaars geslacht (slachten mocht niet want het meeste vlees ging naar de Duitsers). Toen werd er elke dag een fornuispot erwtensoep gekookt en kreeg ieder die kwam een bord soep. Eenmaal hebben zij de bezoekers geteld. Het waren er die dag ruim 80. De soep was gratis maar er stond een collectebus voor het Rode Kruis en sommigen deden daar wat in. De erwten werden geleverd door de KP die ze weghaalde bij de regeringsopslaghouder en bij zwarte handelaren. Toch werd het een onhoudbare toestand. Velen konden niet op tijd meer thuis komen (na 20.00 uur mocht niemand meer op straat) en zwierven dagen lang rond. S-Nachts werd er onderdak gezocht in schuren en hooibergen en er waren ook veel diefstallen, terecht of ten onrechte aan deze zwervers toegeschreven. Hoewel de L.O. in de eerste plaats voor hulp aan onderduikers was opgericht, meende de groep Zinkweg toch ook aan deze slachtoffers van de oorlog iets te moeten doen. Daar dit een openbaar project zou worden, werd er contact opgenomen met de diakonie van de Ned. Herv. Kerk, de Gereformeerde kerken de Chr. Gereformeerde kerk. De heer Arie de Vroedt, die voorheen ook bij de studieclub hoorde, maar verder niet bij het verzet betrokken was, organiseerde de zaak en wist de beschikking over een bewaarschool te krijgen. J. van den Berg kreeg de dagelijkse leiding. De L.O. zegde toe te zullen zorgen voor graan, kolen en stro.

Enkele boeren zorgden iedere week voor vers stro en de KP leverde uit Duitse voorraden voldoende kolen en graan zodat iedere gast s-avonds en s-morgens een paar boterhammen kon krijgen en warm en droog kon overnachten. Er werd veel gebruik gemaakt van deze voorziening en het ging een paar maanden goed, totdat het gebouw door de Duitsers werd gevorderd voor onderdak voor militairen. Jammer, dat daarbij ook het cahier zoekgeraakt is waarin van den Berg zijn dagelijks rapport schreef. Nu is niet meer na te gaan hoeveel mensen op deze wijze zijn geholpen. De moeilijkheden die ontstonden bij het organiseren van de Binnenlandse Strijdkrachten en de benoeming van ‘Simon’ uit Dordrecht als commandant voor de Hoekse Waard gingen ok aan de L.O. niet voorbij. De onverantwoordelijke manier waarop hij zich met de voedselvoorziening en de zgn. opslag van voedsel voor de B.S. bezig hield – voor het geval dat deze in actie moest komen – wekte grote weerstand. De L.O. en de KP waren het echter steeds met elkaar eens over de te volgen koers. Hoewel de oorlog gedurende de wintermaanden niet snel vorderde, was een ieder overtuigd van de onherroepelijke nederlaag van de nazies. Daarom werd er vanuit de top der L.O. sterk op aangedrongen, dat er inlichtingen moesten worden verzameld over gedragingen van alle ambtenaren en functionarissen gedurende de bezettingsjaren, opdat de zuivering direct na de oorlog kon beginnen. De organisatie die zich daarmee belastte werd de Centrale Inlichten Dienst (CID) genoemd. Alle L.O. en illegale Pers-mensen werden ingeschakeld om zoveel mogelijk gegevens te verzamelen. Bij het einde van de oorlog waren er gegevens over bijna iedere functionaris. Zij werden aan de verschillende zuiveringscommissies overgedragen. Er is el wat gebruik van gemaakt maar niet zoals gehoopt. Achteraf bezien is de zuivering een mislukking geworden. De oorzaak lag niet aan het feit, dat men niet over voldoende gegevens beschikte. Ook de organisatie van de Stichting Nederlands Volks Herstel, waarvan prinses Juliana voorzitster was, werd op initiatief van de L.O. georganiseerd. Na de bevrijding was de stichting in de Hoekse Waard werkzaam onder voorzitterschap van A. de Vroedt. Door de omstandigheden werd het werk van de L.O. in het rayon enige tijd op de achtergrond gedrongen. De illegale Pers en de KP namen veel tijd en energie. Wat veel werk opeiste was het verstrekken van distributiebescheiden en valse persoonsbewijzen.

Nu weer terug naar September/Oktober 1944. Het personeel van het gemeentehuis in Oud-Beijerland dook onder, nadat eerst nog de burgemeester een oproep tot de bevolking had gericht om vrijwillig kleding en ondergoed voor de Duitsers in te leveren. In een circulaire had de groep Zinkweg daar sterk tegen gewaarschuwd. Toen daarna weer een eis van de vijand kwam om mannen voor graafwerk , dook de burgemeester, de secretaris en het gehele personeel onder, met achterlating van het bevolkingsregister en de rest van de administratie. Daarom nam de KP in de nacht van 16/17 Oktober het bevolkingsregister, persoonsbewijzen, stempels enz. weg. Het bevolkingsregister werd niet vernietigd omdat de bevrijding spoedig werd verwacht en het herstel enorm veel werk zou kosten. Na de bevrijding is het dan ook weer in goede staat teruggebracht. In Nieuw Beijerland was hetzelfde gebeurd in samenwerking met burgemeester Hammer doch na het onderduiken van Henk Smit en later bij het ‘herstel’ en de sabotage met behulp van Wenthold, was dat register niet veel meer waard. In Nieuw Beijerland werd ene Simonis als burgemeester benoemd, een N.S.B.er die enige tijd burgemeester van Leidschendam was geweest, maar die functie had verloren omdat hij in September naar het Oosten was gevlucht. Samen met zijn zoon – een SSer – terroriseerde en bestal hij de bevolking zoveel hij kon. Een KP-actie heeft daaraan een eind gemaakt (zie KP-verslag). In Oud Beijerland werd door de Duitsers als represaille voor het onderduiken van het gemeentepersoneel, de woning van de burgemeester in brand gestoken. De N.S.B.er Roodzant, burgemeester van Heinenoord, werd ook hoofd van de gemeente Oud Beijerland maar hij was natuurlijk erg onthand door het ontbreken van de bevolkingsadministratie. De burgerij werd opgeroepen aan het herstel mee te werken. Voor het verzamelen van de gegevens werden de onderwijzers ingeschakeld. Groep Zinkweg liet circulaires rondbrengen om de bevolking en vooral de onderwijzers op te roepen alle medewerking te weigeren, of als dat niet mogelijk was onjuiste inlichtingen te verstrekken. Korteweg werd verdacht hierin de hand te hebben en was gedwongen met zijn gezin onder te duiken. Na de ervaring met het huis van de burgemeester werd uit zijn woning zoveel mogelijk huisraad en kleding in veiligheid gebracht. Hijzelf verbleef met zijn gezin op verschillende adressen in Heinenoord en Nieuw Beijerland doch was in de gelegenheid te blijven meewerken aan ‘De Koerier’.

De grote ‘arbeids-inzet’ van Januari en Februari 1945 werd zoveel mogelijk bestreden met de publicatie van pamfletten en artikelen in ‘De Koerier’. Aan degenen die weigerden in Duitsland te gaan werken werden de nodige distributiebescheiden en persoonsbewijzen verstrekt. In die tijd was ook Piet Eland enige tijd bij Traas ondergedoken om wat tot rust te komen, nadat zijn organisatie op Voorne Putten zware verliezen had geleden. Daarna vertrok hij naar Rotterdam-Zuid van waaruit hij in staat was tot het eind van de oorlog zijn district L.O. Zuid Hollandse eilanden te leiden. De L.O. Zinkweg verloor in die tijd een goede vriend n.l. ‘Leen van Trouw’ die vele weekenden op de boerderij doorbracht. Hij werd in Rotterdam gearresteerd en later gefusilleerd. Na de oorlog kwamen zijn ouders zijn kleren, die hij op de boerderij had achtergelaten, ophalen. Hele triest, hij was enig kind. Het was te verwachten, dat van de publicatie van groep Zinkweg ook exemplaren in handen van de vijand kwamen. Deze reageerde daarop met meer controle op de wegen en zware bedreigingen tegen de bevolking. Jammer, dat deze bedreigingen de zgn. elite van Oud Beijerland er toe bracht ‘het verzet’ tegenover de Duitsers openlijk af te vallen. In een schrijven aan e Ortskommandant distanciërden zij zich ‘in naam van de bevolking van Oud Beijerland’ van enkele heethoofden, waaruit volgens hen de verzetsbeweging zou bestaan. Dat het handelen van de verzetsbeweging volkomen in overeenstemming was met de opdrachten van de wettige Nederlandse regering in Londen drong schijnbaar niet tot hen door. In dit verband moet er wel op worden gewezen, dat te suggereren, dat men het verzet zou hebben verraden als men de identiteit der personen had gekend, onjuist is. Met mocht al critiek hebben op de daden de bevolking had ook wel respect voor hetgeen werd gedaan, zij het met enige tegenzin. Bovendien wisten verschillende notabelen heel goed wie er achter deze acties zaten, doch de groep is nooit bang geweest, dat iemand van deze mensen haar zou verraden. Gedurende de wintermaanden zijn er vanuit de Hoekse Waard ook enkele pogingen ondernomen het bevrijde gebied in Noord Brabant te bereiken, soms met succes maar ook wel mislukkingen (zie hiervoor KP verslag). In Maart en de eerste helft van April 1945 nam de spanning sterk toe. De vijand probeerde waarschijnlijk de ‘uitgevers’ van De Koerier in handen te krijgen in de veronderstelling, dat daarmee de hele verzetsgroep kon worden opgerold.

Er werden vele wegcontroles gehouden waarbij ook arrestaties werden verricht en fietsen afgenomen. De Zinkweg werd meer dan voorheen gecontroleerd. Uit voorzorg werden de wapens van de Binnenlandse Strijdkrachten die op de boerderij waren opgeslagen, overgebracht naar een gebouwtje van een vijzel-watergemaal van Jan Monster in de Nieuw Beijerlandse polder. Ook de stencilmachine en het materiaal van ‘De Koerier’ werd verplaatst naar het geïnundeerde gebied (leegstaande woning van de smid van Piershil). Hiervoor zorgde Klaas van Bergeijk. De aanloop van de medewerkers werd verminderd en sommigen zochten een andere slaapplaats. Dat toch op die fatale maandagavond – 23 april 1945 – ds Langeveld en Piet Lips nog aanwezig waren, was onvoorzien. Ds Langeveld die reeds lang ondergedoken was, bracht het liefst de zondag op de boerderij bij Traas door. Toen hij maandagmorgen vroeg weer vertrok stuitte hij op een Duitse controle op de Blaaksedijk, zodat hij moest terugkeren. Dinsdag zou hij het opnieuw proberen. Piet Lips zou maandagavond helpen bij het opsporen van enige Duitse wapens die verderop aan de Zinkweg in een hooiberg verborgen zouden zijn. Lein Rottier, Piet Lips en Israel Traas kwamen na een vergeefse speurtocht door de weilanden en boomgaarden terug. Het was omstreeks 22.00 uur, donker en Sperrzeit. Even tevoren was Theo le Grand, die een bezoek aan de boerderij had gebracht, vetrokken en achter door het land naar de boerderij van Leen van der Meer gegaan waar hij was ondergedoken. Piet Lips verwijderde zich even tussen de bessenstruiken en zag iets bewegen. Tegelijk werd het klikken van een geweergrendel gehoord. Piet en Lein holden door de achterdeur naar binnen. Israel, die niet zo snel kon meekomen rende de schuur in. De anderen met de mannen binnen, verborgen zich in ene geheime schuilplaats. Ineens was er een vreselijke herrie. Schreeuwen en op de deuren slaan met de kolf van het geweer. De boerderij bleek omsingeld door ongeveer 40 Duitse soldaten onder leiding van Grüne of Feldpolizei. Le Grand was kennelijk zonder het te weten dwars door hun linie gelopen. Vermoedelijk lieten ze hem gaan om geen opschudding te veroorzaken waardoor de mensen in de boerderij gewaarschuwd zouden zijn.

De Duitsers begonnen huiszoeking te doen onder leiding van een in burgerkleding rondlopende sinistere figuur, kennelijk Gestapo (Geheime Staats Polizei). De aanwezige onderduikers Piet Lips, Arie Vermaas, Marien Traas, Paul Visser en Lein Rottier (allen behorende tot de KP) alsmede dominee Langeveld, zaten in de geheime schuilplaats. De Duitsers die de eerste uren niets vonden gingen als wilden tekeer. Zij hadden 2 mannen naar binnen zien gaan zeiden ze en die moesten er dus zijn. De oude Traas, zijn vrouw en dochters werden aan verhoren onderworpen maar lieten niets los. Op een gegeven moment werd een handgranaat voor de voeten van moeder Traas gelegd met de mededeling, dat het ding tot ontploffing zou worden gebracht als zij geen medewerking verleende. Zij bleef staan en gaf geen enkele informatie. De gehele nacht duurde de huiszoeking, terwijl rond de boerderij van Leen van der Meer ook wachtposten werden uitgezet. Tegen de morgen hoorden de mensen in de schuilplaats een Duitser zeggen: “Hier is iets niet in orde”. Daarna vuurden ze enige pistoolschoten af door de wand van de schuilplaats. De kogels misten de verstekelingen maar noopten hen wel tot overgave. Marien Traas stak nog enig illegaal materiaal in brand maar door te weinig zuurstof in de schuilplaats (zij hadden er 8 uur lang ingezeten) vlamde het niet maar rookte het alleen. De Duitsers trapten het uit. De jongens werden afgeranseld en vooral ook ds Langeveld. Het eerste wat de Duitsers vroegen was: “Waar is Israel Traas?”. Hierop werd niet geantwoord. Enige knechts van Traas die s-morgens naar hun werk kwamen, werden ook ingerekend, alsmede de oude Traas zelf, een aanwezige evacué, een buurman die toevallig langs kwam en Wim van der Linden uit Heinenoord. De laatste was op weg naar de boerderij met illegaal materiaal (brieven) en illegale bladen. Toen hij zag, dat er iets niet in orde was, liet hij zijn rijwiel waarop de kranten waren bevestigd, langs de weg achter. Bij de boerderij gekomen werd hij gearresteerd. De brieven had hij nog bij zich maar zij werden niet op hem gevonden. Later op het Haagse Veer wist hij ze door het toilet te spoelen. In de boerderij werd veel belastend materiaal gevonden o.a. munitie en parachutes. De gedropte wapens en de stencilmachine voor het illegale blad ‘De Koerier’ waren zoals reeds vermeld, niet meer aanwezig. Alle arrestanten werden te voet naar Westmaas gebracht en later vandaar met een auto naar het Haagse Veer in Rotterdam.

De eerste zondag in het Haagse Veer zijn alle gevangenen van de etage waar de Oud Beijerlanders zaten in een zaal bijeengeweest, waar ds Langeveld enige Bijbelgedeelten voorlas en deze verklaarde. Op de boerderij bleven enkele Duitsers als bewakers achter, zodat niemand ongezien in of uit kon gaan. Het onderzoek in de woning en schuren werd voortgezet. De wachtposten rond de boerderij van Leen van der Meer werden ingetrokken, zodat Theo le Grand ook weer naar buiten kon. Nadat Israel de schuur was ingelopen verborg hij zich eerst onder een voerbak in de stal, maar het vee werd onrustig zodat hij daar niet kon blijven. Daarom keerde hij terug naar de grote schuur en kroop tussen dak en stro-tas boven de koeien. Gedurende de volgende uren hoorde hij allerlei geluiden en stemmen en tenslotte werd ook in het stro gezocht. Hij voelde een laars in zijn rug maar werd niet ontdekt. Hij begreep dat ze de schuilplaats nog niet hadden gevonden, want hij hoorde hen zeggen, dat ze 4 mannen hadden gezien die dus in de gebouwen moesten zijn. In de morgen hoorde hij veel herrie en schieten, waaruit hij opmaakte dat de schuilplaats was ontdekt. Wat er verder gebeurde wist hij niet en hij maakte zich ongerust of er doden of gewonden waren. Het vee was erg onrustig en later hoorde hij zijn zusters onder bewaking van Duitsers de koeien voeren en melken. Na het invallen der duisternis, toen het helemaal stil was geworden, kwam hij tevoorschijn. Hij zag wachtposten lopen en het duurde een hele tijd voor hij er achter was welke ronde ze liepen. Toen hij dat ontdekt had kon hij door de grote inrijdeuren die open stonden, achter in de boomgaard komen. Zijn laarzen waren in het stro achtergebleven. Via een grote omweg bereikte hij de boerderij van Leen van der Meer. Daar werd hij binnengelaten en hoorde hij wat er was gebeurd. Het luchtte hem op toen hij vernam, dat er geen doden waren gevallen. Zij gaven hem te eten en een paar laarzen waarna hij door de weilanden naar de woning van de weduwe Stok in Nieuw Beijerland ging. Bas Stok en Ko van Strien vertoefden daar ook. Hij werd in bed gestopt en diezelfde dag kwam Theo le Grand ook opdagen waardoor het contact tussen hen weer was hersteld. Enkele zaken moesten n.l. direct worden geregeld t.w.: 1. Onderzoeken of de vijand de L.O. bescheiden had gevonden 2. Zorgen, dat de Koerier precies op tijd uitkwam 3. Contact met Rotterdam opnemen om te zien wat er gedaan kon worden om de gevangenen te bevrijden.

Wat het eerste punt betreft, Israel gebruikte voor de L.O. bescheiden zoals persoonsbewijzen, bonkaarten, Ausweise, stempels en ook voor informatie van CID en NSF een grote houten koffer die s-avonds werd opgeborgen in een schuilplaats in de schuur. Doch die avond had hij zich moeten haasten en had toen die koffer in de tank van de sproeimachine gezet. De Duitsers hadden aan Leen van der Meer advies gevraagd voor het aanstellen van een bedrijfsleider voor de boerderij van Traas daar het bedrijf moest doorgaan in verband met de voedselvoorziening. Dat kwam goed uit want van der Meer noemde Freek Ampt, een geëvacueerde boer uit Goudswaard. Hij was een zeer loyale Nederlander die bij de gevechten in de Peel in 1940 blijk had gegeven van grote moed en toen gewond was geraakt. Hem werd gevraagd de sproeimachine uit de schuur te halen. Hij deed dat onder het mom van bomen te moeten sproeien en zo werd de koffer in veiligheid gesteld. Ten tweede, “De Koerier” moest op tijd uitkomen, om zowel vriend als vijand duidelijk te maken dat de organisatie onaangetast was. Dat lukte volkomen. Alleen kon Israel zich niet verenigingen met een gedicht op de voorpagina met als titel “Als we moede worden”. Hij kon de gevoelens wel delen want, zoals hij zich uitdrukte “na jaren van spanning waren we dood en doodmoe, maar op dat moment mocht het niet getoond worden.


Afbeelding ‘De eerste koerier’ – April 1945

De eerste koerier na de arrestaties, met het gedicht op de voorpagina.

koerier-28april1945-eerste-naarrestaties


Wat punt 3 betreft. Flip Leenman werd verzocht naar Rotterdam te gaan om daar contact op te nemen met de KP leiding en de mogelijkheden voor een overval op het Haagse Veer te bespreken. Hij kwam op het goede moment, daar er al een planning was. Van het verzet Rotterdam waren eveneens een aantal personen gearresteerd die hoognodig uit het Haagse Veer bevrijd moesten worden. Flip wist een briefje voor Marien Traas binnengesmokkeld te krijgen. Deze werd in het Haagse Veer ontboden bij de dokter die hem onderhands het briefje gaf waarin Flip schreef “Israel is vrij, schuif alle schuld op hem”. De dokter vroeg hem ook uit te zoeken wie er allemaal in zijn omgeving gevangen zaten en van welke organisatie zij waren. Enige dagen later verschafte hij deze informatie waarna de overval door de KP Rotterdam werd uitgevoerd. Er werd een aantal gevangenen bevrijd o.a. uit de Hoekse Waard Wim van der Linden, de buurman en knechts van Traas. Helaas waren de 5 KPers Piet Lips, Arie Vermaas, Marien Traas, Paul Visser en Lein Rottier, alsmede ds Langeveld en de oude Traas een dag tevoren overgebracht naar een woonboot in de Zalmhaven te Rotterdam waar zij tot aan de bevrijding hebben vertoefd.


PDF-bestand ‘Bevrijdingsbulletin’- 5 mei 1945

Op 5 mei 1945 werd er ook een bevrijdingsbulletin uitgebracht, u kunt dat bulletin downloaden.


Zij vernamen wel van een andere gevangene, dat er een overval op het Haagse Veer was gepleegd en een aantal mensen was bevrijd. Inmiddels was Israel via Klaas van Bergeijk naar de familie Sterrenberg in de Oosthoek gegaan waar hij enige dagen vertoefde. Vandaar ging hij via de weduwe Stok en Puttershoek naar Jaan Jiskoot in Barendrecht waar hij tot aan de capitulatie van Duitsland verbleef. Tijdens de overtocht naar Barendrecht kwam hij de boot met de bevrijde gevangenen uit het Haagse Veer tegen die de Hoekse Waard ingingen. Bij Jaan Jiskoot ontmoette hij zijn zuster Jo, die verpleegster was in Eudokia in Rotterdam. Zij had geprobeerd om contact met de gevangenen op de woonboot te krijgen. Toen het bericht over de capitulatie van Duitsland over de radio werd bekend gemaakt besloot Israel direct naar de Hoekse Waard terug te keren. Ook Jo ging mee en het was reeds donker toen zij in Heinenoord aankwamen. Onderweg sloot Bas Leenman zich bij hen aan. Bij Oud Beijerland werden ze alledrie gearresteerd door Duitse wachtposten en naar de commandopost gebracht. Tegen de morgen werden ze vrijgelaten waarna ze naar de boerderij van Leen van der Meer gingen waar zij Theo le Grand ontmoetten. Het was die zaterdagmorgen erg onrustig aan de Zinkweg doordat groepen Duitsers de bevolking bedreigden. Er vielen schoten en de vader van Piet Lips werd getroffen in de heup. Moeder Traas en haar dochters zagen kans de bewakers te ontvluchten, die later in de morgen naar hun onderdeel in Oud Beijerland terugkeerden met medeneming van alle sieraden die ze op het laatst nog hadden weten te vinden. Jo Traas vertrok naar Rotterdam en wist de bewakers van het schip te bewegen de gevangenen vrij te laten. Zo kwamen ze op zondagavond 6 Mei en op maandag 7 Mei weer thuis. Bij de thuiskomst van Marien Traas op 7 Mei stond zijn moeder op het erf met zijn zusters. De Duitsers die de boerderij hadden bewaakt waren weer teruggekeerd, naar ze zeiden om een jas op te halen. Daar zijn moeder niet wilde, dat Marien zich in het gesprek mengde, stuurde ze hem naar binnen. De Duitsers bavalen de anderen ook naar binnen te gaan hetgeen zij deden. Moeder Traas werd bevolen als laatste te gaan en toen zij de deur achter zich sloot werd door één der soldaten een salvo uit een machinepistool op de deur afgevuurd waardoor zij – 58 jaar oud – dodelijk werd getroffen. Enige dagen later is zij op de begraafplaats in Oud Beijerland begraven. De KP Zinkweg begeleidde de baar.

Een ieder uit het verzet die haar had leren kennen, waardeerde haar. Zij was de gastvrouw geweest van veel, zeer veel illegale werkers, onderduikers, geallieerde piloten die de boerderij bezochten. Dominee Langeveld schreef in het bevrijdingsnummer van “De Koerier”: “Onder haar ogen streden wij onze strijd. Zonder haar gaan we de vrijheid in. Wij herkregen de vrijheid en het leven. De moeder der KP gewon de Vrede”. Getracht is nog, de soldaat die de moord had begaan, door de Canadezen te laten arresteren maar zij deden niets aan deze zaak. Die jongens hadden ook al veel meegemaakt. De soldaat is gewoon met zijn onderdeel in krijgsgevangenschap afgevoerd.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *