Het einde
Het einde nadert in het najaar van 1944. De Duitsers vrezen een aanval uit het zuiden en zetten in januari en februari 1944 het hele zuiden van de Hoeksche Waard onder water: delen van Strijen, Numansdorp, Zuid-Beijerland, Goudswaard en Piershil worden geïnundeerd. In september en oktober worden Brabant en Zeeland door de Geallieerden veroverd, nadat in augustus België is bevrijd. De Hoeksche Waard maakt dan opnieuw deel uit van het zuidfront van de Vesting Holland. Alleen zijn dan de rollen omgekeerd. Eind oktober wordt de Moerdijkbrug vernield. Met de terugtocht van de Duitse troepen vanuit Brabant wordt ook hier de toestand nijpend. De Duitsers vestigen zich dan op grote schaal in de Hoeksche Waard en verbreken de verbindingen met Rotterdam en Dordrecht die tot dan toe behoorlijk waren geweest. De Barendrechtse brug, het veer van ‘s-Gravendeel en de pont bij Nieuw-Beijerland kunnen alleen nog maar met een Ausweisz worden gepasseerd.
Het veer van Puttershoek ontsnapte meestal aan de aandacht van de bezetters. Met de grootscheepse bezetting van de Hoeksche Waard krijgt men ook hier te maken met oorlogsomstandigheden die andere delen van het land al eerder gekend hadden: vordering van gebouwen, ingrijpen in het plaatselijk bestuur en oproepen van arbeidskrachten. Als landbouwgebied heeft de Hoeksche Waard de hele oorlog veel voedsel geleverd aan Rotterdam. Maar de meeste hongertochten uit de Maasstad werden in de Hongerwinter van ’44 op ’45 gemaakt. Veel mensen hier hadden familie in Rotterdam die zij bij de Barendrechtse brug ontmoetten om het eten over te dragen: aardappelen, bonen, eieren, brood.
De bewaking van de brug was daar vaak soepel bij. Niet iedereen was tot helpen bereid. De verzetskrant “De Koerier”, aan het einde van de oorlog in de Hoeksche Waard opgericht, publiceerde af en toe lijsten van mensen die misbruik maakten van de situatie. In de slotfase van de oorlog schoven de Duitse eenheden heen en weer langs het front: Flakkee, Haringvliet en Hollandsch Diep. Er waren weer V1’s in de lucht, vlakbij gelanceerd, Duitse patrouilleboten op het Hollandsch Diep en schietpartijen op verschillende plaatsen in de streek. Op 5 mei 1945 waren er hier overal Duitse troepen. En toen die dag de beslissing was gevallen, toen de capitulatie een feit was, trokken de meeste hier vandaan terug via Ridderkerk. Twee dagen later verscheen de “De Koerier” met een Engelse editie. Om de Canadese bevrijders die binnentrokken in hun eigen taal te begroeten: “Come soldiers and kneel..;” (“Wilt heden nu treden ). In die dagen was het gebouw van de Rijks-HBS in Oud-Beijerland opnieuw het commandocentrum van de geallieerden, nu om de aftocht van de Duitse troepen te regelen. De oorlog in de Hoeksche Waard eindigde met een nieuw drama. Op 7 mei, twee dagen na het einde van alle beproevingen, stierf de Moeder van het Verzet, Catharina Traas, getroffen bij een zinloze wilde schietpartij van halfdronken soldaten van een Duitse pantserdivisie die nog niet weg was uit Oud-Beijerland. Zij waren teruggekomen naar de stee van Traas uit kwaadheid over de vrijlating van de groep mannen die zij 14 dagen tevoren bij een overval op de boerderij gevangen hadden genomen. Mevrouw Catharina Traas-de Jager. Haar naam is nu aan de historie van Oud-Beijerland verbonden door een straatnaam in het dorp. In donkere oorlogsdagen, bij de jaarwisseling 1944-1945 had Catharina Traas, s avonds buiten kijkend naar de sterrenhemel, over de vrijheid gesproken: “Wie zal de vrijheid beleven? Voor mij geeft het niet. Als de kinderen maar vrij zijn”. Haar hoop is vervuld. “Als de kinderen maar vrij zijn ….” Daar bedoelde Catharina Traas ook het nageslacht van anderen mee. De kinderen zijn vrij. Dat zijn wij.
Bron: Artikel ‘Tweemaal kwam de oorlog dichtbij’ – Nieuwsblad Hoeksche Waard, 28 september 1977.