Cees Kooijman werd geboren op 3 november 1934. Het gezin waar hij toe behoorde woonde aan de Mollekade 31 te Blaaksedijk, een buurtschap van Heinenoord. Zijn vader heette Wim Kooijman, hij was gehuwd met Jaantje Kooijman-Kooijman. Samen met 3 zoon en 4 dochters woonden ze in een klein huisje.
Aan het woord is Cees Kooijman, op 13 februari 2015 sprak hij met Henk van den Heuvel.
Mijn vader was aardappelboer, net als vele families Kooijman toen. Er woonde toen 27 families Kooijman in de buurt, 7 vrouwen hadden als aangetrouwde naam Kooijman-Kooijman. Hij kocht de aardappelen van boeren en ging met zijn paardenkar (later een auto) naar Rotterdam. Wanneer wij als kinderen uit school kwamen moesten we de aardappelen in zakken doen, zodat vader de volgende morgen meteen op pad kon. We gebruikten daarvoor een trechter die boven een zak hing. Die zak rustte op een bascule, bij 75 kilo was de zak vol. De aardappelen werden vroeger verkocht per mud of halve mud, mijn vader moest in de stad met zakken van 75 kilo op zijn rug de trappen op. In de oorlog ging de bezorging met een kar en een paard. Het paard werd niet gevorderd, net als het paard van de bakker.
In de oorlog trok ik met mijn vriendjes vaak naar de Barendrechtse Brug. Dat was hier vlakbij, aan het einde van de Mollekade de buitendijk op, naar rechts. Het was daar altijd druk, de tram kwam daar ook voorbij natuurlijk, heel mooi om te zien. We zagen daar Duitse kolonnes voorbij trekken, later in de oorlog kwamen hier ook de V1’s voorbij op enorme vrachtwagens. Die moesten nog in elkaar worden gezet, meestal werden ze dezelfde avond nog afgeschoten. Vanuit een bovenraampje in ons huis keken we daar naar, een heel spektakel. Eerst de lancering met een knal en een vlam achter de raket. Boven de Moerdijk gingen de zoeklichten aan en werd er op geschoten. De meesten werden geraakt, ze spatten als een grote vuurbol uiteen. Onderweg naar de brug, aan het einde van de Mollekade, kwamen we langs de bunkers. Het kan er ook één zijn geweest, hij was heel groot in ieder geval, de Duitsers woonden daar in. Ik denk dat deze bunkers er nog steeds liggen, onder de grond, de dijk is daar erg breed. Ze waren eigenlijk wel aardig. We kregen wel eens eten en ze maakten van karton vliegtuigjes voor ons. Ze schoten ook wel eens in de lucht met hun geweer, zodat we de hulzen konden oprapen. De hulzen waren heel warm, we verkochten ze aan de lorreboer. Deze Duitsers hadden als taak om het schijnvliegveld te bedienen. Samen met mijn zussen heb ik hier pas nog over gesproken, we komen tot deze beschrijving:
Gelegen aan de westelijk kant van de Mollekade, parallel op ongeveer 100 meter afstand. Er waren twee rijen met lampen, over een lengte van 1500 meter. Aan de huizen op de Mollekade waren rode lampen bevestigd, ook op het huis waar ik woonde stond een grote lamp op het dak. Over een groot gedeelte van het traject liep een spoor, daarop reed een lorrie. Op dat railvoertuig was een houten vliegtuig bevestigd. Wij mochten als kinderen daar wel eens inzitten, we werden dan over het spoor vooruit geduwd door die Duitse soldaten. Het schijnvliegveld was vermoedelijk bedoeld als afleiding voor vliegveld Waalhaven. Soms kwamen er honderden Engelse vliegtuigen over, allemaal richting Duitsland. We hoorden ze al heel lang van te voren aankomen, we moesten dan de schuilkelders in. Gelukkig is hier nooit gebombardeerd, het zou voor de bewoners van de Mollekade grote gevolgen gehad hebben. Er is mij verteld dat die Duitsers ook wel eens alle lichten uitdeden als de vliegtuigen naderden. Dat zal niet de bedoeling zijn geweest, maar ze wilden zelf ook niet gebombardeerd worden natuurlijk.
Het was hier gevaarlijk, zo dicht bij de brug. Er stond overal geschut, Flak genaamd. Het Duitse geschut, opgesteld op de buitendijk naast de brug, opende regelmatig het vuur op vliegtuigen, soms zag het zwart van de vliegtuigen. De scherven van de granaten kwamen neer op de Mollekade. De scherven verzamelden we, die gingen naar de lorreboer. Ze waren bloedheet, via de straat sprong er eens één tegen mijn been. Ik heb een jaar lang last gehouden van de brandwond, het litteken is nooit meer weg gegaan. Het schieten ging dag en nacht door, iedere keer gingen de sirenes van het luchtalarm. Op den duur wende je er aan. Ook Engelse vliegtuigen openden het vuur als ze iets zagen bewegen op de Mollekade, de kogelgaten in ons huis waren tot ver na de oorlog nog zichtbaar. In de oorlog woonden er ongeveer 300 mensen in Blaaksedijk, het gebied strekte zich uit van Heinenoord tot Puttershoek. Er was veel armoede, sigaretten werden gedraaid van krantenpapier, met zelf geteelde tabak. Er verbleven hier heel veel Duitsers, we zagen ze vaak marcheren. Er zaten hele aardige bij, soms mochten we een eindje meerijden in zo’n legerwagen. Ik ging hier ook naar school, mijn schoolmeesters waren Contant en Brussaard (hoofdonderwijzer). Bram Contant werd ‘Bram Schoen’ genoemd, hij droeg puntschoenen waarmee je een trap kreeg als je iets verkeerd deed.
Na de inundatie werd de school bezet door Duitsers en Polen. Ik ben toen in Heinenoord naar school gegaan, sommige leerlingen gingen naar Oud-Beijerland. Ik moest aan het begin van de Mollekade over een plank heen lopen, deze lag over de daar gegraven tankval. Ook de bakkerszoon, Johan Nolen, liep met zijn kruiwagen vol bestellingen over die plank. Het stond van Heinenoord tot Puttershoek onder water, alleen op sommige plekken was het droog. Wij bleven in ons huis wonen, hoewel er wel water in stond. In ons huis stonden veilingkisten met planken erover, zo liepen we van de keuken naar de kamer. Samen met Nel Korpel, zij was iets ouder en kwam uit een gezin met 10 kinderen, ging ik in het watergebied op zoek naar eieren. Via wat planken en oude hekken hadden we een vlot gemaakt, met stokken bewogen we ons voort, richting de nesten van eenden en meerkoeten. Dat deden wel meer mensen, in de hongerwinter werden ze verkocht voor 1 gulden 50 per stuk. Eén keer werden we beschoten door een Duitser. We sprongen in het water en zochten beschutting achter het vlot. De kogels hoorden we links en rechts in het water spatten, na een uur durfden we pas verder te gaan. Geen idee waarom hij dat deed, heel veel Duitsers waren wel heel vaak dronken.
Toen het winter werd kon je hier schaatsen van Heinenoord naar Puttershoek. Mijn vier zussen waren allemaal dienstbode, die kregen van de boeren waar ze werkten vlees en melk mee. Ook kregen ze tarwe zodat we zelf brood konden bakken. We maakten ook wel eens stroop van suikerbieten. Er kwamen in die tijd veel mensen bij ons bedelen, mijn moeder gaf nogal eens wat weg aan die Rotterdammers. Ik heb er zoveel over de brug zien komen, met karretjes en kinderwagens kwamen ze aan, verschrikkelijk. Ik ben ook bij het vliegtuig geweest van die piloot die hier in neergestort, Green heet hij. We hebben toen stukjes glas uit het vliegtuig gehaald, het was een soort plexiglas, heel bijzonder. Ik heb ze jaren bewaard. Er staat nu een monument voor die man, niet op de juiste plaats maar wel mooi in het zicht.
Aan het einde van de oorlog moesten we toch ons huis uit. Er werd steeds vaker gebombardeerd bij de brug, het werd echt gevaarlijk. We zijn toen naar een opoe gegaan, verderop op de Blaaksedijk. Daar hebben we de bevrijding mee gemaakt. Toen de Canadezen over de brug kwamen rijden stond iedereen te zwaaien, de soldaten zwaaiden terug. In de buitenpolder werden blikken eten gedumpt uit vliegtuigen, daar was het nog droog. Iedereen liep daar naar toe, iedereen probeerde eten te pakken te krijgen. De blikken waren gevuld met een soort liga en chocolade. Ons huis was ondanks het water in aardige staat gebleven. Dat duurde tot de watersnood in 1953, toen hebben we definitief de Mollekade verlaten.
Na dit gesprek ook kort gesproken met Johan Nolen (geboren 1933), nog steeds woonachtig in de inmiddels gesloten bakkerij aan de Blaaksedijk:
Ik moest inderdaad met mijn kruiwagen over die plank, om zo de tankval over te steken. In de kruiwagen zat een kist met brood, wij bezorgden toen alle bestellingen. Wij hebben hier ook Duitsers binnen gehad, ze werden ingekwartierd. Eens werd de bakkerij gevorderd, het liep tegen kerst. Ze maakten een grote plaatkoek, met schijfjes appel en suiker. Wij waren jaloers, zoiets hadden wij niet meer. Toen ze de winkel verlieten lagen alle koeken op een plaat, buiten sloeg meteen de wind eronder, haha, wat hebben we toen gelachen!
Andere publicaties op deze website over dit onderwerp:
Toen de oorlog begon: deel 9 (Blaaksedijk, Schijnvliegveld) (klik hier)
Foto’s ‘Bij het schijnvliegveld’ – 13 februari 2015
Cees Kooijman wijst de locatie van het vliegveld aan, op de foto links van de sloot in de West Zomerlandsche Polder (ten westen van de Mollekade).
De familie Kooijman woonde in het huisje in de midden, witte zijgevel, twee raampjes.
Afbeelding ‘Duitse vliegvelden en schijnvliegvelden in Nederland’
Op deze kaart wordt Westmaas genoemd als locatie van het schijnvliegveld.
Filmpje ‘Cees op de foto’ – 19 maart 2015
tijdens de tweede wereld oorlog woonden wij ook aan de Mollekade ,mijn broer Maarten
Koster was vriend met Cees Kooijman .Hetwas een avontuurlijke tijd.Elke dag was er wat te beleven.Die Duitse soldaten er waren ook goeie bij.Ze zeiden dan ,, Wir haben die krieg nicht gewolt.In die tijd is ook aan de Mollekade het land onder water gezet ,we moesten toen uit ons huis.De huizen aan de Mollekade waren onbewoond.De meeste bewoners hadden toen nog luiken voor de ramen.Wij als jonge jongens schreven op al die luiken OZO wat betekent Oranje zal overwinnen.Ook kwamen er veel mensen langs die om eten vroegen mijn moeder liet ze altijd binnen en gingen met een volle maag weer verder
Ook werden er veel fietsen gevorderd Een van mijn broers lag ziek op bed.zijn fiets werd ook afgepakt zijn reactie was he rot mof geef terug die fiets.we hebben ook wel eens huiszoeking gehad nadat 10 mensen waren doodgeschoten.we hadden toen geluk ze wilden alleen maar Schnaps en eieren.Ook luisterden we veel naar rado Oranje uit Londen mijn broer was bij BS er kwamen dan speciale berichten over zoals ;de Kippen zijn op stok ,dan vertrok mijn broer in de nacht.wat hij moest doen wisten we niet er was in die ook een avond klok na achten mocht je niet meer op straat.wat je heeft beleefd in die tijd vergeet je nooit meer zoals het gezegde ;Kom vanavond met verhalen hoe de oorlog is verdwenen, herhaal ze honderd malen ,en alle malen zal ik wenen.