2004 – De oorlogsherinneringen van Liesje de Broekert

Gonnie, Liesje en Nelly, 5 mei 1945

Gonnie, Liesje en Nelly, 5 mei 1945

Toen de 2e wereldoorlog begon in 1940 was ik 2 jaar oud en 7 jaar toen we op 5 mei 1945 bevrijd werden. Mijn vader verzette zich zoveel mogelijk tegen de eisen van de Duitsers. Wat hij allemaal deed weet ik niet precies meer, maar hij gedroeg zich moedig. Hoe gek het ook klinkt, ik denk niet terug aan alleen maar nare dingen. In zo’n dorpje gebeurde niet zoveel. Ik merkte wel dat mijn ouders bezorgd waren. Er waren ook fijne momenten. Er was een groot gevoel van saamhorigheid. De mensen hielpen elkaar en het geloof bloeide op. De kerken liepen vol en er werd wat afgebeden. Wij moesten van de Duitsers s’avonds verduisteren, zodat de Engelse en Amerikaanse vliegtuigen in het donker de weg niet konden vinden. We zaten dan met dichte luiken met een enkel lichtje of kaarsje. Aan het eind van de oorlog raakte het eten op. Bij ons op het platteland viel het nog wel mee, bovendien kreeg mijn vader vaak voedsel van de boeren. Toch heeft hij zijn gouden horloge met ketting geruild voor een teil tarwe. Wij aten suikerbietenstroop op ons brood. Het voedsel is ook op de bon geweest, de bonnetjes hadden verschillende kleuren. Ik heb eens een pond suiker gehaald met 2 lichtblauwe bonnetjes met zwarte lettertjes erop. Vooral de mensen in de grote steden hadden nauwelijks te eten. Vanuit Rotterdam liepen zij naar de dorpen om eten te vragen. Zo nam mijn vader Japie Tiechem mee. Hij had hem gevonden aan de kant van de weg. Japie was er op uitgestuurd om eten te krijgen. Zijn buikje was opgezet van de hongen en hij was van zwakte in elkaar gezakt. Mijn moeder heeft hem helemaal opgeknapt. We hadden geen jongenskleren, maar ze wist toch aan kleren te komen. Na enige maanden verliet Japie ons huis met een pak kleren en een gezond lichaam. Aan alles was een tekort. Mijn moeder liet van onze vlag rokjes en bloesjes naaien. Van schapenwol liet zij kniekousen breien, die vreselijk kriebelden. Er waren veel dingen die niet mochten in de oorlog. Alle foto’s van onze koningin Wilhelmina en haar familie mochten niet in huis getoond worden. Mijn ouders waren koningsgezind, op de schoorsteen-mantel stonden allerlei fotootjes van de koninklijke familie. Ook moest je het koper inleveren, daar maakten de Duitsers kogels van. Mijn vader stopte alles in een grote rieten mand en begroef deze in de boomgaard. Toen de oorlog afgelopen was groef hij de mand weer op en zette hem met een triomfantelijk gebaar boven op de tafel met het koper en de foto’s en de radio erin. Wij genoten van de spullen alsof ze nieuw waren. Je mocht geen radio hebben. Mijn vader ging luisteren bij onze politieagent Groenewoud. Auto’s en fietsen hadden de Duitsers nodig, dus ze werden afgepakt. Mijn vader had zijn auto en motor verstopt in een hooiberg bij een van de boeren. Als je een groot huis had moest je Duitsers in huis nemen. Wij hadden Duitsers in huis zoals ook de familie de Bruijn. Volgens mij hadden ze niet veel te doen in zo’n dorp. Ze hingen bij de familie de Bruijn uit het raam en wij kinderen vroegen: “Zeg eens schapenscheerder”. Zij hadden moeite met de sch-klank. Sommige Duitsers waren echt heel aardig en hadden helemaal geen zin in zo’n oorlog. De meeste Duitsers bij ons in huis waren tegen de oorlog, maar ze moesten. Hoe aardig ze ook waren, mijn ouders hielden afstand.
Ook de kolen voor de kachel raakten op en ons huis was koud en vochtig. Er kon maar één kamer verwarmd worden. Zo zaten we met z’n allen bij elkaar in een warme kamer met kaarslicht. Voor mij was de oorlog tot nu toe geen drama, tot het volgende gebeurde: Mijn grootouders van der Spek hadden Margot verstopt in hun huis. Veel moedige mensen hadden joden verstopt. De joden werden vervolgd door Hitler (de aanstichter van de 2e wereldoorlog) en moesten uitgeroeid worden. Margot mocht nooit naar buiten. Zij zag haar vader, moeder en broertje, die ook ergens verstopt zaten, twee maal per jaar heel stiekem in het donker. Als de Duitser ontdekte dat je joden verstopt had werd je zwaar gestraft. Mijn grootouders van der Spek en hun dochters waren heel moedig in de oorlog. Zij hebben het leven gered van Margot en haar familie, van haar tante, oom en neefje Harry en nichtje Ruth. De afspraak was dat als de bel ging, Margot direct achter de piano kroop. Ik als meisje van 6 of 7 vond dat vreemd. Ik speelde met Margot, zij was wat ouder dan ik. Ik heb wat van haar gekregen, een popje of zo. Na de logeerpartij heb ik mijn moeder gevraagd wat dat gedoe achter die piano betekende. Mijn moeder verbood mij er ooit één woord over te zeggen. Ik ben een aangeboren kletskous en kon dus mijn mond niet houden. Emmy de Vries uitgerekend vertelde ik het geheim van het joodse meisje. Emmy de Vries was als heel jong meisje verliefd geworden op een Duitse soldaat, dus op de vijand. De dag erop ging bij ons thuis de bel. Op de stoep stonden 3 mannen: 2 Duitse soldaten in uniform en tussen hen in een man met een witte regenjas.”Herr Doctor”, zeiden ze. Ik dacht: “Mijn God, joods meisje, mijn schuld, papa doodgeschoten. Ik rende naar de spreekkamer om mijn vader te waarschuwen, zodat hij zich nog kon verstoppen. Maar het was te laat. Ze namen hem mee en ik lag verstijfd van schrik te gillen in de gang. Hij is enige maanden weggeweest en zat gevangen in Vught (Brabant). Het had niets met Margot te maken. Hij zat in het artsenverzet en moest gestraft worden. Mijn moeder was héél dapper in die tijd. Zij regelde tijdelijk een andere arts en ze deed er alles aan mijn vader vrij te krijgen. En daar stond hij dan ineens. Op een koude winterdag, wij meisjes waren ziek en lagen in bed. Zijn hoofd was kaal, er zaten zweren op zijn gezicht en zijn voeten waren gezwollen. Wij waren intens gelukkig en klommen in hem om hem te kussen, het was alsof mijn moeder hem tevoorschijn toverde. Op school was ons gezegd, dat zodra de bevrijders ons dorp binnentrokken wij de school mochten verlaten. Op een middag was het zover. Met grote tanks kwamen de Canadezen ons dorp inrijden. Een van die grote tanks heeft voor mij eens enorm hard moeten remmen . Ik had dus bijna deze verhalen niet kunnen schrijven. Het hele dorp liep te hossen en te zingen van vreugde. Ik zat op de schouders van een grote Canadese soldaat en hij hotste met mij het hele dorp door. De burgemeester van Heinenoord was fout geweest in de oorlog, hij werkte met de Duitsers samen, dus een N.S.B’er. Je had er een liedje van, dat ging zo: Op de hoek van de straat staat een NSBer. In zijn hand heeft hij een krant, Staat hij mee te venten. Hij verkoopt zijn vaderland Voor 3 losse centen.

Het was een drama voor het dorp zo’n man als burgemeester te hebben. Hij heeft veel ellende veroorzaakt. In het dorp noemden ze hem Pitto. Hij werd op de dag van de bevrijding op een stoel vastgebonden en op een kar door het dorp gereden. Je mocht van alles naar hem gooien: eieren, rotte appels en tomaten enz. Mijn moeder liep als een waanzinnige achter die kar aan te schreeuwen. Overal werd feest gevierd, wij meisjes liepen met grote oranje sjerpen om ons middel. Helaas waren in de oorlog ook mensen van ons dorp doodgeschoten. Er staat vlakbij ons dorpje een monument met de namen van de mensen die omkwamen. Het waren jonge verzetshelden. Een van hen riep tijdens de schietpartij om zijn moeder en het beeld heet daarom: “Moeder”. Ons volkslied “Wilhelmus van Nassauen” mocht nooit gezongen worden tijdens de oorlog. Iedereen zong het nu uit volle borst. Mijn moeder moest haar leven lang huilen als zij het Wilhelmus hoorde zingen. De koningsgezindheid van mijn ouders heb ik meegeërfd. Als mensen lelijke dingen zeggen over de Koningin en haar familie kan ik daar niet tegen. Er waren Hollandse meisjes, die verliefd werden op Duitse soldaten. Zij werden na de oorlog zwaar gestraft. Op het kerkplein, vlak voor ons huis werden ze kaalgeschoren. Veel mensen stonden er naar te kijken, wij deden dat ook. Maar mijn vader vond het weerzinwekkend, vooral toen hij zag dat sommige van zijn patiënten ervan stonden te genieten. De moeder van Emmy de Vries heeft mijn vader gevraagd of hij er voor kon zorgen dat Emmy niet kaalgeschoren hoefde te worden. Zij was nog zo jong toen ze met een Duitse soldaat een afspraakje had gemaakt. Ik kwam eens bij een vriendinnetje thuis waar ik de naam niet meer van weet. Haar moeder stond een groene soldatenbroek te persen. lk (brutaal nest): “U mag geen broek van een mof strijken.” Pats, een slag in mijn hezicht: “Brutaal nest, wat weet jij ervan?” Misschien was het wel helemaal geen broek van een Duitse soldaat, dacht ik later. In 1950, toen we pas in Gouda woonden, kregen mijn ouders een brief van Erich Aha. Hij had bij ons in huis gewoond tijdens de oorlog. Hij schreef mijn ouders of hij langs mocht komen met zijn vrouw, hij was net getrouwd. Mijn ouders vonden het moeilijk zo 5 jaar na de oorlog een Duitser op bezoek. Enfin, zij besloten hem toch te ontvangen. Maar zei mijn vader, logeren gaat mij te ver. Zij logeerden in een hotel (De Zalm) in Gouda . Na hun bezoek bij ons, wij zwaaiden ze na, reed hij tegen een lantaarnpaal bij het terugzwaaien. Jaren later heb ik hem opgezocht in Duitsland in Lauterbach. Hij vertelde mij dat ons huis met ons gezin zo’n indruk op hem gemaakt had als jonge soldaat van 18 jaar. Hij moest ons terugzien. Het huwelijk van mijn ouders en die snoezige kleine meisjes vond hij een sprookje. Hij vertelde mij ook dat mijn vader draadjes van hun telefoon doorknipte en nog meer heldhaftige dingen deed. De Duitsers in ons huis hebben hem nooit verraden. Tijdens de oorlog konden wij de Hoekse Waard niet verlaten omdat de Barendrechtse brug kapot was. Mijn vader heeft bij een van onze dienstmeisjes zelf een operatie thuis moeten doen. Oom Gar en tante Nep, de jongste zuster van mijn moeder, zijn tijdens de oorlog ook een tijd bij ons in huis geweest in verband met de ziekte van oom Gar. Zij logeerden bij ons met hun kinderen Bert en Ineke. Bert at spinnen. Ik weet niet waarom onze tuin overhoop lag, maar er was een geul met water, waar ik Ineke in zag liggen. Ik schreeuwde om hulp en gelukkig werd ze er op tijd uitgevist. Enige jaren geleden bij een herdenking van 100 jaar christelijk onderwijs in Heinenoord heb ik met veel mensen gepraat. Er was een man die vertelde dal mijn vader patiënten een spuitje gaf om hun bloeddruk te verhogen. Zij hoefden dan geen werk voor de Duitsers te doen en werden afgekeurd. Zo heb ik als kind van 5, 6, 7 jaar de oorlog beleefd.

Deze tekst is afkomstig uit het boekje ‘Liesje de Broekert in Heinenoord‘, ISBN 9789077713822. Elize Borsten-de Broekert schreef verhaaltjes over haar jeugd in de zomers van 2004 en 2005. Bovenstaande tekst is Hoofdstuk 11: De oorlog 1940-1945

doc02704320150401121206_001

4 Comments

Add a Comment
  1. Puur toeval dat ik het verhaal van Elize de Broekert hier las. Ik herinner me een Lies de Broekert uit Gouda. De leeftijd moet kloppen. Maar haar vader was dermatoloog, als ik me goed herinner. Altijd leuk om iets terug te horen.

    1. Dag Jos
      We woonden voor Gouda in Heinenoord, waar mijn vader huisarts was.
      Jouw broer Pem was mijn eerste grote liefde.
      Je moeder was er niet blij mee, en ineens was Pem uit beeld.
      In Boxmeer op kostschool?
      Hartelijke groeten Lies Borsten de Broekert

      elizedebroekert@gmail.com

      1. Dag Lies, nog gefeliciteerd met je verjaardag. Pem heeft je via mij een bos bloemen gestuurd en hij wil graag weten of die is aangekomen. zou jij contact met hem willen opnemen?
        met vriendelijke groet,
        Bam von Bartheld- Nyst
        (ik ben de jongste zus van Pem)

  2. Dag Elize,
    Nu pas zag ik je vriendelijke reactie op mijn opmerking over wat ik tot mijn stomme verbazing – en bewondering – las. De enig logische actie mijnerzijds is natuurlijk Pem te informeren over deze ontdekking en ik denk dat hij momenteel in Canada aan het piekeren is over een gepast antwoord. Beter laat dan nooit!!
    Liefs, JOs

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *