Het is 8 maart 1945, ‘s middags een uur of drie, als de dan twaalf-jarige Rien de Bruin met zijn vriendjes Bastiaan de Pee en Adrie de Kreek een militair oefenterrein van de Duitsers aan de Munnikenweg in Westmaas oploopt. Levensgevaarlijk; er wordt daar door de bezetters geregeld geoefend met munitie. Rien komt daar wel vaker om te zoeken naar scherpe patronen. ‘We schoten daar mee’, vertelt Rien de Bruin, ‘Adrie van de Berg had een provisorisch geweer gemaakt van een plankje, een traploperroetje, een beugeltje en een veer. We stopten de patroon in de traproe en via een mechaniekje konden we die afvuren?’ De jongens vinden op het terrein een pantservuist. Deze werd gebruikt om op tanks te schieten. Het brandde zich door het staal en kwam dan tot ontploffing.’ Ze ontdekken dat het ding nog niet is ontploft. Rien pakt het op en voelt een lichte trilling. Ook Bastiaan en Adrie willen dat voelen. Rien: “Toen Adrie de pantservuist in handen had vroeg hij mij of hij hem in de sloot moest gooien. Ik zei dat hij hem op het land moest gooien zodat ik hem later terug zou kunnen vinden’ Adrie gooit de pantservuist weg maar het ding komt vlakbij neer. In een flits voltrekt zich een ramp. Het ding brandt een gat in de grond en komt tot ontploffing. Rien wordt tegen de grond gesmeten maar staat weer op; zijn klompen staan vol bloed. Zijn wollen kleding is aan flarden gescheurd. Adrie daarentegen is zwaargewond en Bastiaans schedel ligt open; één oog ligt uit de kas. Rien: “Verdwaasd liep ik weg van de plek des onheils. Ik zag zwart van de modder en mijn lijf en gezicht zaten vol scherven.”
Rien wordt opgevangen door mensen die tankvallen aan het graven zijn en wordt naar het huis van bovenmeester Mol gebracht. Korte tijd later wordt hij met de taxi – voorzien van een gasgenerator – van Brouwer uit Oud-Beijerland, en zijn moeder, naar het Zuiderziekenhuis in Rotterdam gebracht. Adrie en Bastiaan gaan ook mee. Adrie wordt begeleid door zijn moeder en Bastiaan door zijn vader. “Bastiaans vader, een grote en sterke vent, kon hem nauwelijks vasthouden, zo kronkelde mijn vriendje van de pijn. Even na de Barendrechtse brug hoorde ik Bastiaans vader zeggen “nou is het gebeurd” waarna Bastiaan in zijn armen overleed’ In het ziekenhuis aangekomen blijkt Rien een slagaderlijke bloeding aan zijn rechterbeen te hebben. Ook aan zijn linkerbeen heeft hij wonden. Nadat de meeste, een paar worden niet opgemerkt, zijn verbonden wordt Rien naar huis gestuurd. “In mijn ouderlijk huis werd een bed van het Groene Kruis neergezet. De lakens kleurden rood van het bloed van de niet verbonden wonden’ Rien heeft veel pijn. “Het voelde alsof ik dubbelgevouwen in een pijp was geduwd. Ik had veel bloed verloren. Mijn moeder heeft ‘s nachts nog medicijnen gehaald bij een Duitse arts.” Rien ligt zes weken op bed en kan geen licht verdragen. De luiken voor de ramen moeten dicht en hij moet een zonnebril dragen. Riens vader vertrouwt het niet en gaat met hem, het is dan inmiddels zomer, naar een oogarts in Rotterdam. Daar blijkt dat er nog een granaatscherf in zijn oog zit. “De dokter heeft geprobeerd die te verwijderen met een sterke elektrische magneet maar dit lukte niet.” Kort daarna wordt de scherf in het Diaconessenziekenhuis operatief verwijderd. Rien is voor de rest van zijn leven blind aan zijn rechteroog. ‘Elk jaar rond 8 maart word ik herinnerd aan het ongeluk. Elke keer heb ik het er dan opnieuw moeilijk mee. Ik heb het mijn hele leven door hard werken verdrongen maar nu ik ben gepensioneerd valt me dat steeds moeilijker. Het lijkt wel een film die steeds opnieuw wordt afgedraaid’.
Knipsel ‘Film wordt steeds afgedraaid’ – Kompas 1 april 2005
Ik heb dit mee gemaakt