De Nederlandse regering in Londen hield zich vanaf 1943 al bezig met het probleem van de arrestatie van ‘foute’ Nederlanders. Normaal is daarvoor de politie de aangewezen partij, maar de politie in Nederland had zich in de ogen van velen in de oorlog onbetrouwbaar getoond en moest eerst ‘gezuiverd’ worden. Daardoor stelde de Londense regering het Militair Gezag in. Deze organisatie nam tot de terugkeer van de regering het gezag in ons land waar.
Het Militair Gezag maakte in het najaar van 1944 een begin met de opsporing van ‘foute’ elementen in het bevrijde Zuiden van Nederland. Aanvankelijk was een belangrijke rol weggelegd voor de illegaliteit, deel uitmakend van de Nederlandsche Binnenlandse Strijdkrachten, die het tekort aan betrouwbare politiefunctionarissen aanvulde. In februari 1945 werden opsporing en aanhouding de taak van de Politieke Opsporings Dienst (POD); in totaal waren in ons land tachtig van dergelijke POD’s werkzaam. Vanaf 1 maart 1946 zetten de Politieke Recherche Afdelingen (PRA’s) de werkzaamheden voort. Uiteindelijk werden ruim honderdduizend personen aangehouden. Ze werden in kampen opgesloten en ten slotte berecht door de Bijzondere Gerechtshoven en Tribunalen.
In de Hoeksche Waard werd ruimte in het schoolgebouw van de Rijks HBS te Oud-Beijerland gebruikt om opgepakte personen op te sluiten. Op zolder waren tientallen jaren later nog steeds de volgeturfde balken te zien, waarmee de gevangen het aantal dagen in gevangenschap bijhielden.
De Politieke Opsporings Dienst in de Hoeksche Waard hield voor het eerst spreekuur op 30 oktober 1945. Tijdens zo’n spreekuur konden burgers ‘foute elementen’ aangeven. Vervolgens werd bepaald, al naar gelang het geleverde bewijs, of tot aanhouding moest worden overgegaan.
De werkzaamheden van de POD bleven niet vrij van kritiek. Doordat er ook persoonlijke rekeningen werden vereffend schoot de zorgvuldigheid wel eens tekort.
Knipsel ‘P.O.D. Spreekuur 30 october 1945’
Knipsel ‘Oproep Simonius’ (de juiste schrijfwijze is Simonis)