1946 – Bezwaren kleven aan bijzondere rechtspleging

Terug naar de indexpaginaUitleg over tribunaalverslagen in de krant

Pieter Troost te Zuidzijde

Aanklacht en uitspraak 24 juli 1946 

De bezwaren, die aan de bijzondere rechtspleging kleven kwamen wel bijzonder sterk tot uiting in de zaak tegen den hoofdonderwijzer Pieter Troost te Zuidzijde. Maar al te gemakkelijk biedt deze rechtspleging de mogelijkheid om te goeder naam en faam bekend staande personen om een of andere reden aan te klagen, op hen het odium van landverrader of iets dergelijks te Iaden en hen voor het Tribunaal te sleepen. De hier bedoelde zaak toonde dit wel treffend aan. Aan beschuldigde werd ten laste gelegd, dat hij in September 1944 op de Zuidzijde ten behoeve van de Duitschers meisjes en mannen zou hebben gevorderd, c. q. zou hebben trachten te vorderen om resp. aardappelen te schillen en werkzaamheden voor de Weermacht te verrichten. De dagvaarding steunde op een procesverbaal met getuigenverklaringen van zekeren Vos en Hordijk (destijds bij Troost geëvacueerd!), maar zooals de verdediger, mr. Van Drooge, opmerkte, het proces-verbaal droop letterlijk van de partijdigheid. Beschuldigde ontkende de ten laste legging en vertelde hoe de zaken zich hadden toegedragen. In December waren de Duitschers te Zuidzijde zeer geprikkeld omdat er een Hauptman was vermoord, volgens hen door burgers. Zij dreigden de geheele buurtschap te zullen evacueeren en tien menschen te laten doodschieten. Beschuldigde, die, blijkbaar omdat hij hoofd der school was, door de Duitschers als de hoogste Nederlandsche autoriteit in Zuidzijde werd beschouwd, men had hem enkele malen tot burgemeester willen bombardeeren hetgeen T. steeds pertinent geweigerd had — had kans gezien hen daarvan te weerhouden. Als straf moesten echter de meisjes en de mannen voor de Weermacht werken en T. moest een lijst verstrekken met de namen van de personen, die daarvoor in aanmerking kwamen. Hij had geweigerd dit te doen en daarop werd hij de huizen langs gestuurd met een soldaat met het geweer in een aanslag achter zich. Hij moest zoo de namen gaan noteeren, maar ondanks de bedreiging had hij kans gezien zoodanig te saboteeren, dat velen, die voor werken in aanmerking kwamen, niet op de lijst werden vermeld. Omdat dit werk hem nog te zeer tegen de borst stuitte; had hij bij de ondergrondsche geinformeerd wat hij moest doen en van die zijde was hem gezegd, dat, wanneer het te erg zou worden, hij wel een seintje zou krijgen. Beschuldigde had het daarbij echter niet gelaten maar had zich in verbinding gesteld met Dr. Doorenbos te Nieuw-Beijerland en met medewerking van dezen had hij zich ziek gehouden, zoodat hij eindelijk van de moeilijkheden, die de Duitschers hem veroorzaakten, verlost was. Beschuldigde verklaarde voorts nog, dat hij zijn geheele leven heeft trachten te handelen in den goeden Nederlandschen geest. O.m. liet hij tijdens de bezetting steeds het volkslied op school zingen ter gelegenheid van den verjaardag van de Koningin en had hij niet deelgenomen aan de applicatie-cursussen. Getuigenverklaringen bevestigden dit. De verdediger was zelf te Zuidzijde op onderzoek uitgegaan en hij was daarbij tot de ontdekking gekomen, dat er iets achter deze zaak steekt, dat er sprake is van stoken, naar de meening van den raadsman waarschijnlijk uit naijver, omdat sommige boerendochters geweigerd hadden om te gaan werken en anderen dit om een of andere reden niet hadden gedurfd. Spr. had den indruk gekregen, dat de getuigenverklaringen zijn afgelegd door personen, die zelf iets te verbergen hebben en die nu een mooie gelegenheid zagen om zich schoon te wasschen. Hij had de verklaringen gecontroleerd en was daarbij tot de conclusie gekomen, dat het steeds anders uitkwam, dan in het proces-verbaal stond vermeld. Het speet spr. dat het Tribunaal geen getuigenverhooren kent, want hij zou de getuigen graag eens onder eede aan den tand hebben gevoeld. De getuige Vos had zich o.m. laten ontvallen: ,,Als ik Troost een hak kan zetten, zal ik het niet laten.” Aan de hand van een voorbeeld toonde spr. aan, dat getuige Hordijk eveneens een onjuiste verklaring zou hebben afgelegd. Tegenover de belastende getuigenverklaringen kon de verdediger er verschillende tientallen stellen, die juist het tegenovergestelde zeiden en waarin de figuur van zijn cliënt geheel anders werd belicht. Nadat mr. Van Drooge er op gewezen had, dat de jurisprudentie, het werk, zoo als dit door zijn cliënt onder dwang was verricht, niet strafbaar stelt, ging het Tribunaal in de raadskamer, waar het het besluit nam de dagvaarding voor vervallen te verklaren.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *