In mei 1945 maakte opperwachtmeester J.J.W. Bijl Proces Verbaal op naar aanleiding van het overlijden van Jacob van Breda. Zonder enige aanleiding werd hij door een Duitser in koelen bloede vermoord.
MARECHAUSSEE GEWEST ROTTERDAM
AFDELING OUD-BEIJERLAND
POST: MIJNSHEERENLAND No. 5
GROEP: NUMANSDORP No.
PROCES-VERBAAL van gewelddadigen dood, veroorzaakt door een lid van de Duitsche Weermacht in de gemeente MIJNSHEERENLAND in den avond van 6 mei 1945, waarbij als slachtoffers viel: J. VAN BREDA, Nederlander, gewoond hebbende te AMSTERDAM, Breestraat 191.
Bijlage: een doktersverklaring
Op Zondag, 6 Mei 1945, te omstreeks 17 uur vernam ik: JACOB JAN WILLEM BIJL, Opperwachtmeester der Marechaussee Postcommandant ter standplaats MIJNSHEERENLAND, dat op den openbaren weg de Dorpsstraat te MIJNSHEERENLAND een persoon zou zijn doodgeschoten. Onmiddellijk begaf ik mij naar de plaats van het ongeval en toen bleek mij dat deze man reeds was overgebracht naar de reparatiewerkplaats van J. BLOK, gelegen aan de Dorpsstraat A.49 te MIJNSHEERENLAND. Aldaar bleek een mij onbekend persoon te liggen, die een schotwond had bekomen in zijn linkerborst nabij het hart zoodat de dood onmiddellijk moet zijn ingetreden.
In verband met voorenstaande hoorde ik, relatant, AREND PIETER KERSTEN, oud 25 jaren, van beroep landarbeider, wonende Dorpsstraat A.49a te MIJNSHEERENLAND, die verklaarde:
Zondagmiddag, 6 mei 1945, was ik en mijn vriend JACOB VAN BREDA, als leden van de Nederlandsche Binnenlandsche Strijdkrachten, belast met een patrouilledienst in de Dorpsstraat te MIJNSHEERENLAND. Hiervoor hadden wij opdracht bekomen van onzer Commandant. In de onmiddellijke nabijheid van de woning waar ik woon hielden wij halt en stonden aldaar even te praten met de daar wonende buurtbewoners. Vanuit de richting WESTMAAS zagen wij een vrachtauto komen en waren wij aanvankelijk in de meening dat het een vrachtauto van de geallieerden was. Toen die auto ons echter dicht genaderd was zagen wij dat het een Duitsche auto was terwijl voor op de spatschermen een Duitscher zat bewapend met een vuurwapen. Wij waarschuwde onmiddellijk de bij ons staande personen zich te begeven naar hun woning terwijl wij ze lf bleven staan. Mijn vriend BREDA was bewapend met een STEN. De Duitsche auto passeerde ons en toen deze ongeveer 1 ½ a 2 Meter voorbij was, zagen wij dat de voorop zittende Duitscher zich plotseling omdraaide en met zijn vuurwapen eenige schoten op ons afvuurde. Mijn vriend BREDA werd doodelijk getroffen en viel direct neer. Door de luchtdruk werd ik in een naast den weg gelegen sloot gedrukt. Ik kroop daar onmiddellijk weer uit en begaf mij naar mijn vriend. Ik zag dat hij bloedde uit zijn mond. Ik heb het vuurwapen wat mijn vriend BREDA bij zich had overgenomen en ben onmiddellijk gegaan naar mijn Commandant om rapport uit te brengen. Wij op geen enkele wijze kenbaar gemaakt om van het vuurwapen, hetwelk BREDA bij zich had, te gebruiken. Het is dan ook zuiver een koelbloedigen moord, die die Duitscher heeft bedreven. Meer kan ik niet verklaren.
Na voor en medelezing volhardt hij bij zijne verklaring en teekent deze (handtekening A.P. Kersten)
Vervolgens hoorde ik, relatant. HENDRIK DIRKSE, oud 34 jaren, van beroep molenmaker, wonende Dorpsstraat A. 49a te MIJNSHEERENLAND, die verklaarde:
Zondagmiddag, 6 Mei 1945, te ongeveer 17 ½ uur stond ik te praten op den openbaren weg met de mij bekende KERSTEN en diens vriend. KERSTEN en zijn vriend waren leden van de Nederlandsche Binnenlandsche Strijdkrachten. De vriend van KERSTEN was bewapend met een vuurwapen. Wij zagen uit de richting WESTMAAS een vrachtauto komen en toen deze ons dicht genaderd was zeide de vriend van KERSTEN tegen ons: Ga maar gauw achter de muur van je woning staan want daar komt een Duitsche auto aan. Wij voldeden daar terstond aan, terwijl KERSTEN en zijn vriend op den weg bleven staan. Toen de auto hen was gepasseerd zag ik dat de Duitscher, die voor op het spatbord zat, zich plotseling omdraaide en met het in zijn hand houdende vuurwapen op een afstand van ongeveer 2 meter vuurde op KERSTEN en zijn vriend. Ik zag dat KERSTEN in de sloot viel en dat zijn vriend langzaam achterover viel. Ik begaf mij terstond naar hen toe en hebben dien man goed gelegd. Ik zag dat die man vrijwel op slag was gedood. KERSTEN was inmiddels zelf uit de sloot gekropen en bleek geen schotwonden te hebben bekomen. Met behulp van andere omwonenden hebben wij den gedode gebracht in de reparatiewerkplaats van J. BLOK. Op geen enkele wijze heeft de vriend van KERSTEN kenbaar gemaakt dat hij eventueel van zijn vuurwapen gebruik wilde maken zodat het zuiver een koelbloedigen moord is. Meer kan ik niet verklaren.
Na voor en medelezing volhardt hij bij zijne verklaring en teekent deze (handtekening Hendrik Dirkse).
De lijkschouwing is verricht door dokter KWINT te WESTMAAS. Van deze lijkschouwing wordt hierbij een verklaring overlegd. Daar uit het onderzoek is gebleken, dat meergenoemd slachtoffer in het laatst als oorlogsslachtoffer is gevallen, is het lijk door mij niet inbeslaggenomen. Het slachtoffer was genaamd: JACOB VAN BREDA, geboren te AMSTERDAM 29 januari 1925, van beroep kantoorbediende en gewoon hebbende Breestraat 191 te AMSTERDAM. Waarvan door mij, Opperwachtmeester, persoonlijk is opgemaakt dit proces-verbaal op den eed bij den aanvang mijner bediening afgelegd en gezonden aan den Heer Officier van Justitie te Dordrecht. Gesloten en geteekend te MIJNSHEENLAND op 14 Mei 1945. De Verbalisant J.J.W. Bijl.
Verklaring Dokter Kwint te Westmaas