Lichtjes op oorlogsgraven
Op kerstavond 2022 zullen in veel dorpen in de Hoeksche Waard lichtjes branden op oorlogsgraven en bij oorlogsmonumenten. Vrijwel vanaf het begin van dit landelijke initiatief wordt deze dankbare taak in onze regio jaarlijks uitgevoerd door diverse vrijwilligers en schoolkinderen.
Hoe het begon…
Vier dagen voor kerstavond 2015 kreeg Dick Jansen uit Burgum het idee om op de oorlogsgraven in zijn woonplaats een lichtje te branden, net zoals dat al 25 jaar gebeurde op de Canadese begraafplaats in Holten. Waarom kan dat niet in heel Nederland, zo vroeg hij zich af. Hij startte een Facebook-actie en hoopte op navolging van zijn initiatief. Op de sociale media werd zijn actie massaal opgepikt en door veel mensen gedeeld. De respons was enorm, op kerstavond 2015 brandden er op meer dan 140 plaatsen in Nederland kaarsjes bij oorlogsgraven. Het bleek de start van een nieuwe Nederlandse traditie. Ondertussen zijn er overal in het land stichtingen opgericht om met name de grote erevelden met honderden tot duizenden graven van een lichtje te voorzien. Maar ook zijn er vaste en trouwe groepen mensen die belangeloos een enkel graf of meerdere graven verlichten. Of schoolklassen met hun onderwijzer. Soms rijden de helden van het lichtjesleger hier tientallen kilometers voor door hun regio. Sinds enkele jaren worden er ook in België, Frankrijk, Duitsland en Indonesië lichtjes geplaatst op oorlogsgraven.
Doelstelling
Op kerstavond op oorlogsgraven en bij oorlogsmonumenten een lichtje laten branden. Een oorlogsgraf is het graf van een persoon die door oorlogsgeweld om het leven is gekomen. Aanvang vanaf 17.00 uur.
2022…een nieuw record?
In 2015 werden de lichtjes ontstoken op 140 locaties, in 2016 op 263 locaties, in 2017 op 284 locaties, in 2018 op 342 locaties, in 2019 op 445 locaties, in 2020 (Coronajaar) op 375 locaties. Vorig jaar werden 18.720 graven en 82 monumenten op ruim 350 locaties voorzien van een lichtjes. De hoop en verwachting bestaat dat in 2022, zonder de belemmeringen van een pandemie, liefst 500 locaties en twintigduizend graven van een lichtje kunnen worden voorzien. Niet alleen in Nederland maar ook daar buiten ontdekken steeds meer mensen deze actie en zijn honderden mensen op kerstavond in de weer om een lichtje te branden voor hen die het grootste offer brachten.
(Begraafplaats Strijen, foto Janet Nagtzaam).
Waar branden de lichtjes en kaarsjes in de Hoeksche Waard?
Een overzicht van alle plaatsen waar de lichtjes zullen worden ontstoken is via het internet te bekijken op de in Google Maps gemaakte zogenaamde ‘Lichtjeskaart’. Deze kaart wordt dagelijks van updates voorzien. Op Facebook kunt u communicatie en aanmeldingen volgen via de groep ‘Lichtjes op oorlogsgraven’. Een uitgebreide lijst van begraafplaatsen met oorlogsgraven van de Commonwealth War Graves Commission in Nederland kunt u vinden op deze pagina van Wikipedia.
Klik op de lichtjeskaart 2022:
De grafsteen van Robert Echlin
Vanaf 2016 worden door mij (Henk van den Heuvel) de lichtjes geplaatst in Piershil; bij het Herdenkingsmonument Korendijk in de Voorstraat en op het graf van Robert Echlin achter de kerk. Het graf van Echlin wordt jaarlijks (in mei) bezocht door leden van het No. 600 ‘City of London’ Squadron. Zijn rustplaats valt onder beheer van de Commonwealth War Graves Commission (Ieper, België). Op de steen staat de spreuk ‘Per ardua ad astra’, het motto van de Royal Canadian Air Force (RCAF). Het betekent zoveel als ‘door tegenslag naar de sterren’. Er wordt natuurlijk mee bedoeld dat je hindernissen moet overwinnen om je doel (de top) te bereiken. Recentelijk ontdekte onderzoeker Corin Gelderblom dat de leeftijd op het graf van Echlin niet correct is. In archieven vond Corin namelijk dat Robert ‘Bob’ Echlin werd geboren op 14 december 1902 te Carlton/Ottawa, Ontario in Canada. Dit betekent dat hij op het moment van overlijden 37 jaar was, en niet 36 zoals op de steen in Piershil staat. Na contact met het hoofdkantoor in Ieper ontving ik deze reactie: ,,Hartelijk dank voor het opmerken van de fout op de grafsteen van P/O Echlin. Ik heb nu wat onderzoek gedaan naar de leeftijd van het slachtoffer en ben het ermee eens dat hij inderdaad 37 was toen hij stierf, in plaats van 36. Ik kan uit onze gegevens opmaken dat zijn weduwe ons na de oorlog vertelde dat hij 36 was en, zonder toegang tot enige verdere gegevens in die tijd, gingen we ervan uit dat dit correct was. Ik heb nu de gegevens van het slachtoffer bijgewerkt, u kunt dat zien op onze website (www.cwgc.org). Ik heb ook verzocht dat zijn grafsteen wordt bijgewerkt, met de juiste leeftijd. Houd er echter rekening mee dat dit enige tijd in beslag kan nemen, aangezien er een achterstand is bij het vervangen en aanpassen van grafstenen (Fiona Kingston)”.
Slachtoffer nummer 1: Robert Echlin
Slachtoffer nummer 1 op het 87 namen tellende Luchtoorlog Monument Hoeksche Waard te Oud-Beijerland is Robert Echlin. Op de eerste oorlogsdag, 10 mei 1940, stortte in Piershil een Bristol Blenheim van de Royal Air Force neer. Met een oorverdovende knal kwam het vliegtuig terecht in een aardappelveld aan de Oud-Piershilse weg. Soldaat Bram Douw was snel ter plaatse en probeerde de zwaar gewonde piloot, Hugh Rowe, uit het brandende vliegtuig te bevrijden. De eveneens gearriveerde Klaas van Bergeijk sneed de riemen van de piloot los en samen konden ze Rowe uit het vliegtuig krijgen. In de koepel van de boordschutter bleef de vermoedelijk al gestorven Echlin in het brandende vliegtuig achter. De volgende dag, 11 mei 1940, werd de 37-jarige Canadees met militaire eer begraven te Piershil. Ook na de oorlog bleef Robert Echlin begraven in Piershil en daardoor kreeg het kerkhof achter de kerk de status van ‘Commonwealth War Grave’. Hugh Rowe werd door Klaas van Bergeijk en de Nederlandse soldaten naar de Oud-Beijerlandse huisarts Kroese gebracht. Piloot Rowe werd later door onderzoeker Hans Onderwater MBE opgespoord. Vanuit zijn woonplaats Toronto schreef hij onder meer: ,,Op een zeker moment brandde het vliegtuig. Echlin, die in de geschutskoepel achter me zat, gaf geen antwoord meer. Ik kan me nog heel vaag herinneren, dat we in de buurt van een kerkje zijn neergestort. Daarna weet ik niets meer. Ik heb vijf weken bij die dokter in Oud-Beijerland op bed gelegen. Toen ben ik door de Duitsers naar het Zuiderziekenhuis in Rotterdam gebracht, waar ik nog eens zes weken werd verpleegd”.