Laurens Jacob Andeweg werd geboren op 27 september 1924 te Goudswaard als zoon van Marius Andeweg ( 29 september 1896, Goudswaard) en Antje Pietje Jansen (22 mei 1899, Goudswaard). Op 13 november 1931 werd er ook nog een dochter geboren: Teuntje Maria Andeweg. Hij staat vermeld op het Monument Burgerslachtoffers WO2 Korendijk
Grijs haar binnen een week
In mei 1943 kregen ze een oproep zich te melden voor arbeid in Duitsland en op 18 juni 1943 vertrokken ze vanuit Goudswaard, per stoomtram. Cor Groenenberg en zijn vriend Lau Andeweg, beiden woonachtig in de Dorpsstraat te Goudswaard, waren van jongs af aan onafscheidelijk geweest en ook deze reis naar het onbekende ondernamen ze samen. Dokter Hoefman had nog tegen de ouders van Lau gezegd “Je laat je zoon toch zeker niet gaan?”. Marius Andeweg, in dienst van de PTT (Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie) als postbode te Goudswaard, had daarop geantwoord “Weet jij een oplossing?”. Lau hielp zo nu en dan mee met de postbezorging en deed ook andere klusjes voor zijn vader.
Vanaf Rotterdam voerde de reis per trein naar Mettingen, een stadsdeel van Esslingen am Neckar, onder de rook van Stuttgart. In deze plaats bevond zich de Maschinenfabrik Esslingen, producent van voornamelijk locomotieven, trams, wagons, pompen en ketels. De twee negentienjarige jongens werden hier aan het werk gezet en gedurende bijna twee jaar zou dat zo blijven. “We stonden de hele dag aan een machine, ieder dag rolde er een nieuwe locomotief uit de fabriek”, zo herinnert Cor Groenenberg zich nog goed. De leef- en werkomstandigheden waren niet prettig. De dwangarbeiders waren afkomstig uit verschillende lan-den zoals Nederland, Frankrijk en Rusland. Er werd flink gesnauwd door de toezichthouders, de werkdagen waren zeer lang en bijna iedereen had last van luizen. Ook het voedsel hield niet over want bijna altijd werd er slechts wat brood en soep geserveerd, die nauwelijks voedings-waarde had. “Rooie kool, witte kool, savooiekool, zo in het water gekiept. Om twaalf uur kregen we eten, om half één stikten we alweer van de honger”, aldus Cor Groenenberg. De arbeidskrachten sliepen in stapelbedden in een barak, vlakbij de fabriek. Er werd niet geslagen en de mannen kregen wekelijks sigaretten toebedeeld. Cor rookte niet en gaf zijn portie steevast aan zijn vriend Lau. Vermoedelijk vanwege de aanwezigheid van een lokale brouwerij werd er ook bier als voedselvervanger uitgedeeld: tien flesjes per dag! Na zijn terugkomst in Nederland heeft Cor nooit meer bier gedronken. Hoewel de jongens regelmatig moesten schuilen, vanwege de vele bombardementen door de geallieerden, leken ze ongeschonden het einde van de oorlog te gaan halen.
Enkele weken voor de bevrijding sloeg echter het noodlot toe. Lau kreeg pijn in zijn zijde en onderzoek wees uit dat hij een abces had. Hij werd behandeld door een plaatselijke dokter, maar dat verergerde de zaak alleen maar. Cor hoorde later dat de behandelend arts die aanduiding niet verdiende: het bleek een fietsenmaker te zijn die als dokter door de Duitsers was aangesteld. De vuiligheid uit de infectie kwam in Lau’s bloed terecht met fatale gevolgen. Op 9 april 1945 overleed Lau Andeweg in Esslingen, waar hij ook werd begraven. Op 22 april 1945 namen de Amerikanen de stad Esslingen in en was de oorlog ten einde.
Cor lichtte het gearriveerde Rode Kruis in maar zijn onheilstijding is nooit aangekomen. Toen de ouders van Cor een brief ontvingen waarin hun zoon schreef hoe erg hij het vond om zijn overleden vriend in Duitsland te moeten achterlaten, werd burgemeester Hammer ingeschakeld om het slechte nieuws over te brengen. Teuntje, de toen dertienjarige zus van Lau, kan zich die dag nog goed herinneren: “Mijn moeder had de hele ochtend al een onheilspellend gevoel. Toen op zaterdagmiddag burgemeester Hammer ons via de achterdeur een bezoek bracht vreesde ze meteen voor het leven van Lau. Mijn vader lag met griep op bed en aangekomen bij zijn ledikant vertelde de burgemeester het slechte nieuws. Mijn moeder viel meteen flauw. De zondag daarop heeft ze de hele dag gehuild, met een foto van Lau in haar handen. Binnen een week werd ze ook helemaal grijs, vanuit het niets”. Cor Groenenberg moest na de oorlog zelf de draad weer oppakken, zonder enige begeleiding. Alleen dokter Doornbos toonde interesse en kwam zo nu en dan een gesprek voeren met zijn ouders. De familie Andeweg ontving na de oorlog een uitgeschreven versie van de begrafenisdienst die, geleid door een dominee, in Duitsland gehouden was. Ook ontving de familie een foto van het houten kruisje op zijn graf en enkele brieven van de Duitse verpleegster die Lau tijdens zijn laatste dagen had verzorgd.
Vooral de vader van Lau stelde alles in het werk om het lichaam van zijn zoon uit Duitsland weg te halen. Na de oorlog wilde hij zelfs meteen naar Duitsland afreizen om het lichaam op te halen, maar het zou ruim zes jaar duren voor het zover was. Door bemoeienis van de PTT kon het lichaam uiteindelijk worden opgehaald. In een klein kistje, vervoerd door een legertruck, kwam Lau Andeweg weer terug in Goudswaard, waar hij werd herbegraven op 16 november 1951. Cor Groenenberg overleed op 11 mei 2011, een week na de onthulling van het monument met daarop de naam van zijn beste vriend.
Andere publicaties op deze website over dit onderwerp:
Toen de oorlog begon: deel 10 (Dwangarbeid fataal) (klik hier)
Foto ‘Laurens en Cor’
Links Laurens Andeweg, rechts zijn vriend Cor Groenenberg.
Foto’s ‘Cor Groenenberg’ – 2010
Cor Groenenberg in zijn huis te Goudswaard, 25 februari 2010.
Krijn Bakker van de werkgroep in gesprek met Cor Groenenberg (25 februari 2010).
Begrafenisliturgie Esslingen – 1945
Een fragment van de begrafenisliturgie, 12 april 1945.
Een fragment van de toespraak, zoals deze in Duitsland werd gehouden.
Het graf van Laurens Andeweg te Esslingen
Begraven te Esslingen, gemarkeerd door een houten kruisje.
Foto’s Begraafplaats Goudswaard – 23 februari 2010
Knipsel ‘n bijzonder gewas – Kompas woensdag 18 mei 2011
Documenten Rode Kruis (geplaatst met toestemming van de familie Andeweg).