Boekbespreking Dordrecht Stockholm Londen

NOOIT UITGESPROKEN, NU EINDELIJK VERTELD – Jos Teunissen

(zie ook 2020 – Dordrecht-Stockholm-Londen)

Boeken over de koopvaardij tijdens de Tweede Wereldoorlog geven een beeld van de enorme verliezen die op zee werden geleden bij het vervoer van troepen, grondstoffen, voorraden en wapens naar de geallieerde legers. Duitse en Japanse onderzeeërs, pantserschepen, mijnen en luchtaanvallen brachten in de eerste oorlogsjaren honderden vrachtschepen tot zinken. Ruim 4.500 zeelieden verloren daarbij het leven en meer dan 1,2 miljoen ton aan vracht verdween in de golven.
Aan de levensgevaarlijke transporten namen zo’n 800 Nederlandse zeeschepen deel. De mensen achter deze feiten komen echter mondjesmaat in beeld. Met zijn boek Dordrecht Stockholm Londen – De lotgevallen van twee Engelandvaarders doet Dick Snijders daar iets aan. Zijn vader Willem behoort tot de ongeveer 200 Nederlandse Engelandvaarders die tussen 1940 en ‘45 bij de koopvaardij hebben gediend. Hij nam als vierde machinist en bediener van het luchtafweergeschut op de schepen ‘Leerdam’ en ‘Edam’ deel aan acht konvooien over de Atlantische Oceaan naar Liverpool. De auteur stelt dat terecht de aantallen
doden worden vermeld, maar dat daarmee geen recht wordt gedaan aan de bemanningsleden en drenkelingen die de konvooien overleefden. ‘Ook de bemanningsleden van niet-vernietigde schepen kunnen de meest afschuwelijke dingen hebben meegemaakt ten gevolge van lucht- en torpedoaanvallen, exploderende mijnen of brandende olie op het zeewater.

Anderen zijn hun hele leven geconfronteerd met de pijnlijke herinneringen aan het afwachten van redding uit een open sloep tijdens storm en vrieskou of op een kalme zee in de brandende zon. Slachtofferhulp was in de naoorlogse wereld een onbekend fenomeen, men zweeg en verbeet.’ Ook Dicks vader zweeg meer dan hij vertelde. In de eerste jaren na de bevrijding was er sowieso weinig gehoor voor de verhalen van Engelandvaarders; vijf jaar bezetting en hongerwinter waren immers veel erger geweest dan een verblijf in
het vrije Engeland, heette het. Bovendien was Willem er de man niet naar om ‘in geuren en kleuren grote verhalen op te dissen.’ Dicks oom Kees, Willems oudere broer, was eveneens op zee actief. Als olieman/stoker diende hij aanvankelijk op het marineschip ‘HMS Oranje Nassau’, later op de torpedobootjager ‘Tjerk Hiddes’, waarmee hij in 1942 Nederlandse en Australische militairen en Portugese burgers uit Timor hielp evacueren. In 1943 was hij actief op de mijnenveger ‘Abraham Crijnssen’ en vanaf oktober ‘44 op de motortorpedoboot HMS PMB 33. De broers waren in 1941 via Zweden in Engeland gearriveerd.

Het is de verdienste van Dick Snijders dat hij de moeizame Engelandvaart van zijn pa en oom tot in de details
heeft beschreven, compleet met foto’s, kaarten, documenten en brieven. Zijn boek is daardoor een welkome bijdrage aan het verhaal over de nog immer summier gedocumenteerde ‘Zweedse route’. Beide Engelandvaarders zijn voor hun bijdrage aan de geallieerde zaak onderscheiden; Willem met het Oorlogsherinneringskruis met de gesp voor algemene krijgsverrichtingen, Kees met het Kruis van Verdienste. Toch heeft volgens Dick Snijders expliciete erkenning van de prestaties van de koopvaardijers lang op zich laten wachten. ‘Willem heeft vrijwel zijn hele leven rondgelopen met het gevoel dat de koopvaardijmensen in de steek waren gelaten, en hun inzet tijdens de oorlog ontkend werd, vooral door de Staat der Nederlanden. Over de gebrekkige bewapening van de koopvaardijschepen aan het begin van de oorlog bleef hij zich zijn hele leven opwinden en hij voegde daar altijd in één adem aan toe dat alle aandacht én lof naar de marine
ging.’ Midden jaren vijftig kwam er een wettelijke regeling: koopvaardijmensen konden een uitkering aanvragen van 150 gulden per jaar. Vader Willem vond deze beloning maar ’ondermaats’ en illustratief voor de ‘miskenning’ van de inzet van de koopvaardijers. In 1976 werd de uitkering verhoogd tot 300 gulden per jaar, in de ogen van Willem het equivalent van ‘een pakkie shag per week’; hij maakte dan ook gebruik van de afkoopregeling: 4500 gulden ineens. Daarover moest dan nog wel belasting worden betaald. Willem voelde zich opnieuw ‘bekocht’. Pas op Veteranendag 1990 ervoer hij voor het eerst erkenning en waardering voor de rol van de koopvaardij tijdens de oorlog. ‘Na lang aarzelen ging hij er toch maar naartoe. Thuisgekomen raakte hij niet uitgepraat over de geweldige dag die de marine hem had bezorgd. Het geüniformeerde personeel droeg respect uit voor de koopvaardij; voor hem een totaal onverwachte ervaring.’ Inmiddels wordt de herinnering aan de koopvaardij tijdens de Tweede Wereldoorlog onder meer levend gehouden via het
gedenkteken ‘De boeg’ aan de Nieuwe Maas in Rotterdam, naast de Erasmusbrug op de kop van de Leuvehaven. In het monument is de tekst ‘Zij hielden koers’ gegrift. Voorts zijn er de boeken van K.W.L. Bezemer over de geschiedenis van de Nederlandse koopvaardij, waarin de auteur zijn bewondering uit voor het koopvaardijpersoneel tijdens de oorlog. ‘Oorlogsverslaggeving met een menselijke maat’, aldus Snijders. Die lijn trekt hij met zijn boek door.
Dick Snijders: Dordrecht Stockholm Londen – De lotgevallen van twee Engelandvaarders, Willem en Cornelis Snijders. ISBN 978-90-827842-2-0. Prijs € 17,95. Verkrijgbaar bij het museum of via www.dicksnijders.nl.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *