In januari 1941 ontvingen de burgemeesters in de Hoeksche Waard een schrijven van de SD, Aussenstelle Rotterdam, ondertekend door commissaris Laudorf. In een begeleidende brief werd uitgelegd wat de bedoeling was van het invulformulier. Met deze verordening van 15 januari 1941 werd een begin gemaakt met het in kaart brengen van de Joodse bevolking. De Burgemeester van Puttershoek (Wiebe van der Ploeg) meldde een maand na de ontvangst dat er geen personen met Joods bloed in zijn gemeente verkeerden. Hij had het daarmee gemakkelijker dan zijn collega’s in bijvoorbeeld Strijen en Oud-Beijerland…..
Brief ‘Aan de heer Burgemeester van de gemeente…’ – 1941
…haben sich Personen, die ganz oder teilweise jüdischen blutes sind und sich in den besetzten niederländischen Gebieten aufhalten, dort zu melden. Sie werden versucht , der hiesigen Dienststelle eine liste der dort zur Anmeldung gelangten Personen in deutlich lesbaren Schrift (Maschinenschrift) mit allen in der Meldung enthaltenen ausgefüllten fragen, nach Ablauf der Anmeldefrist umgehend zuzusenden….
… personen die geheel of gedeeltelijk Joods bloed hebben en zich in de bezette Nederlandse gebieden bevinden, moeten zich daar melden. U wordt verzocht het lokale kantoor een lijst te sturen van de mensen die zich daar hebben geregistreerd in een duidelijk leesbaar schrift (getypt) met alle antwoorden op de vragen in het rapport, en om ze onmiddellijk na de registratiedeadline te sturen …
Aanplakbiljet Puttershoek – 1 februari 1941
De burgemeester van Puttershoek maakte bekend, dat degenen die geheel of gedeeltelijk van joodschen bloede zijn zich voor 23 Februari 1941 bij hem moeten aanmelden. Iemand wordt als geheel of gedeeltelijk van joodschen bloede beschouwd indien hij van ten minste één naar ras voljoodschen grootouder stamt. Een grootouder wordt zonder meer als voljoodsch aangemerkt, wanneer deze tot de joodsch-kerkelijke gemeenschap behoord heeft of behoort. Moet een handelingsonbekwame of een persoon, wiens handelings-bekwaamheid beperkt is, worden aangemeld, dan zijn in diens plaats zijn wettelijke vertegenwoordiger en degenen, die de daadwerkelijke zorg voor dien persoon op zich hebben genomen, tot de aanmelding gehouden.
Brief ‘Antwoord burgemeester Van der Ploeg’ – 22 februari 1941