1952 – 3 G.B. streed aan de Barendrechtse Brug

Als Zaterdagmiddag a.s. vele oudstrijders uit de oorlog zich bij de Barendrechtse brug zullen bevinden, waar dan het monument zal worden onthuld ter nagedachtenis van hen, die sneuvelden van het tot het derde regiment infanterie behorende Derde Grensbataljon, zal veler herinnering terug gaan naar die Meidagen van 1940. Zij ligt bijna twaalf en een half jaar achter ons. die periode van vijf dagen, waarin voor het eerst sinds ruim honderd jaar de oorlog over ons land ging. En al hebben de gruwelijke oorlogsgebeurtenissen, die daarna zijn gekomen, vele herinneringen aan de eerste oorlogsdagen weggevaagd, velen in onze omgeving zullen Zaterdag toch hun gedachten laten teruggaan naar de dagen, waarin de Duitse valschermtroepen op Waalhaven landden, waarin Rotterdam brandde en waarin strijd werd gevoerd hij de Barendreehtse brug. Een strijd, die helaas ook aan Vaderlandse zijde offers heeft gekost, want daar lieten tien militairen, onderofficieren en manschappen, het leven voor de vrijheid van hun land en volk.

De geruchten gingen in die dagen als een verreikende schaduw aan het oorlogsgeweld vooraf en als gevolg daarvan was het in de Meidagen van 1940 vrijwel nergens in Nederland — ook niet in onze omgeving — voor de non-combattant mogelijk, zich een juist beeld van de situatie te vormen. Later is gebleken, dat vele berichten op volkomen losse grond berustten, of dat zij op z’n minst sterk overdreven waren. Hoe het krijgsverloop werkelijk is geweest in onze omgeving, is ook thans aan zeer velen onbekend. Het is daarom, en mede om de ontwikkeling in de Meidagen van 1940 nog eens in het geheugen terug te roepen, dat wij hier een korte schets willen geven van deze ontwikkeling, een schets, die is ontleend aan het ,,Beknopt overzicht van de krijgsverrichtingen der Koninklijke landmacht”, in opdracht van de minister van Oorlog samengesteld bij de de sectie „Krijgsgeschiedenis” van de Generale Staf. Het Derde Grens-Bataljon, dat onder bevel stond van de majoor A.G.C. Reijers, was aanvankelijk belast met de grensbeveiliging in de omgeving van Roosendaal. Het had de opdracht om, ingeval van agressie uit het Oosten de veiligheidsbezetting van het bruggehoofd Willemstad af te lossen. De afgeloste veiligheidsbezetting van Willemstad zou dan de troepen op de Noordelijke oever van het Hollands Diep versterken. De aard van de Duitse overval noopte er toe de tactiek te wijzigen, De Duitsers hadden zich in de vroege morgen-uren van 10 Mei reeds genesteld op Waalhaven en kort daarna ook in de omgeving van Rhoon, Barendrecht, te noordzijde van het Goidschalx-oordse veer en bij de Barendrechtse brug, o.a. in de Velo-fabriek. Waalhaven was een strategisch belangrijk punt, dat de vijand ontnomen moest worden en daarom besloot de commandant van de Vesting Holland om het Derde Grensbataljon niet in Willemstad te doen legeren, maar het over let Hollandsch Diep te brengen, opdat het ter beschikking zou komen voor de strijd tegen Waalhaven.

In de ochtend van de tiende Mei om pl.m. 5.00 uur marcheerde het Derde Grensbataljon, nadat het de voorbereide vernielingen had uitgevoerd, af naar Willemstad. Het bataljon bestond uit vier tirailleurcompagnieën, twee sectiën zware mitrailleurs, één sectie mortieren van 8 en twee sectiën pantserafweergeschut. Nadat het besluit was gevallen om naast de Lichte Divisie ook het Derde Grensbataljon in te zetten ter herovering van Waalhaven en wel door een stoot uit het Zuiden over de Oude Maas, overschreed 3 G.B. bij Willemstad het Hollands Diep en marcheerde vandaar, nadat het gros — door de geringe capaciteit der overzetmiddelen — eerst omstreeks 18.30 uur was overgezet, in verschillende colonnes, te voet, per rijwiel en op auto’s naar de Oude Maas n.l. de vierde compagnie van het bataljon naar Puttershoek, de derde compagnie naar de Barendrechtse brug en de eerste en tweede compagnie naar Goidschalxoord. De commando-post van 3 G. B. werd gevestigd te Blaakschedijk. De linkergroep van de eerste en tweede compagnie 3 G.B. kreeg de opdracht op te rukken tot een punt bij het vliegveld Waalhaven en zich daar gereed te stellen voor de aanval. De eerste compagnie, die per auto werd vervoerd bereikte Goidschalxoord op de tiende Mei des avonds tussen tien en elf uur. De tweede compagnie, die te voet ging, kwam daar pas ongeveer vier uur later. Omstreeks zes uur in de morgen van 11 Met waren beide compagnieën overgezet.

De commandant van de tweede compagnie, wiens compagnie de linkerflank van de groep zou beveiligen tegen een mogelijk vijandelijk optreden uit de omgeving van Rhoon, marcheerde kort daarna af. Zonder weerstand te ondervinden rukte dit onderdeel op tot ongeveer twee kilometer ten Zuiden van Waalhaven, een kilometer verwijderd van het punt, dat volgens de opdracht bereikt moest worden. Daar werd het onderdeel teruggeroepen door de commandant van de eerste compagnie, die nog niet was afgemarcheerd, maar onder de indruk van een groot aantal laag overvliegende transportvliegtuigen, zijn onderdeel aan de Noordelijke zijde van het Goidschalxoordse veer had laten verblijven en het vervolgens een maaltijd had laten nuttigen. Daarbij werd het onderdeel onder vijandelijk mitrailleur- en mortiervuur genomen, hetgeen een paniek veroorzaakte. Het grootste deel van deze troepen en van die der teruggeroepen tweede compagnie, verliet zijn inmiddels ingenomen gevechtsopstellingen en vluchtte op de Zuidelijke oever van de Oude Maas. De door de commandant van de Groep Kil aan de commandant van het Derde Grensbataljon gegeven opdracht om op de Noordelijke oever van de Oude Maas een bruggehoofd vast te houden, bleek bij aankomst van laatstgenoemde commandant niet meer uitvoerbaar. De troepen zouden, na verzameling, worden verplaatst naar Blaakschedijk, ten einde niet de andere delen van het bataljon de Oude Maas te overschrijden, wanneer de overgang over de Barendrechtse brug zou zijn geforceerd. Van de bij deze brug opererende rechter gevechtsgroep, was de daarvoor aangewezen compagnie, de vierde, bij Puttershoek de Maas overgegaan met de opdracht de vijand bij de Barendrechtse brug in de flank aan te grijpen. Gelijktijdig zou de derde compagnie in het front aanvallen en trachten de brug in handen te krijgen (de Duitsers hadden deze brug op de Noordelijke oever van de Oude Maas onder controle). Na het breken van de vijandelijke weerstand zouden beide compagnieën naar Halte, ten Zuidoosten van de Waalhaven, marcheren en zich daar gereedstellen tot de aanval. Op het te Heerjansdam ontvangen bericht, dat Barendrecht en Rijsoord door sterke vijandelijke afdelingen waren bezet, trok de commandant van de vierde compagnie echter eigenmachtig terug.

Toen bij de Barendrechtse brug van enige gevechtshandeling van de vierde compagnie niets werd bemerkt, deden twee stoottroepen van de derde compagnie, zonder de steun van de vierde compagnie af te wachten, een poging om de overgang over de brug te forceren. Hieraan ging een inleidende beschieting door de rijdende artillerie op de door de Duitsers bezette Velo-fabriek vooraf. Ondanks het voortgezette vuur der eigen zware infanterie-wapenen, sloeg de stoottroepen een dusdanig hevig vijandelijk vuur tegemoet, dat slechts één er van er in slaagde het brugdek te bereiken. De luitenant van deze stoottroep slaagde er, ondanks het door hem en door de aldaar aanwezige chef van de staf van de Groep Kil gegeven voorbeeld, niet in, zijn mannen, die zich onder het hevige vijandelijke vuur op het brugdek wierpen, mee te slepen. Bij deze aanval verloor de compagnie vier doden, vier zwaar en acht licht gewonden. Tot zover het Beknopte Overzicht der Krijgsverrichtingen. Men zou uit onze schets de indruk kunnen krijgen, dat het de hier in het geding zijnde Nederlandse troepen aan moed en doorzettingsvermogen heeft ontbroken. Deze indruk is bepaald onjuist. Zeker, bepaalde groepen of commandanten van groepen hadden zich doortastender kunnen tonen, maar men dient te bedenken in welk een ongelijke verhouding de Nederlandse soldaat tegenover zijn vijand stond. Hij was achter in oefening en bewapening en nog veel meer in ervaring. Daarnaast was hij verstoken van vele communicatie-middelen, zodat veel energie verloren ging aan lange marsen en de vermoeidheid zich sterk deed gevoelen. Desondanks is in de Meidagen van 1940 door de onderdelen, die bij de Barendrechtse brug streden, grote moed getoond in een ongelijke strijd. Daarom willen wij besluiten met een citaat uit het „woord vooraf”, dat de toenmalige minister van Oorlog, Fièvez, aan het „Beknopt Overzicht” toevoegde: „Getrouw aan het fiere dévies op haar vaandels en standaarden, nam de Koninklijke Landmacht 10 Mei 1940 de strijd op met een aanvaller, overmachtig in schier elk opzicht en vooral door de volledige beheersing van het luchtruim. Onvoldoende toegerust, kon haar weerstand slechts kort zijn. Zij verloor alles, behalve haar eer en daardoor legde zij de grondslag voor het verzet tegen de overweldiger, binnen en buiten de grenzen, en voor de herrijzenis van het vrije Nederland.”

Bron: Nieuwsblad voor de Hoeksche Waard en IJselmonde – 24 september 1952

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *