Knipsel ‘Toen de oorlog begon – deel 19 (We roken een akelige lucht)’ – AD Rotterdams Dagblad, editie Hoeksche Waard, 15 mei 2015
Boerenzoon Arie Griffioen werd op 24 april 1939 als dienstplichtig soldaat opgeroepen. Een jaar later, tijdens de vijf oorlogsdagen in mei, streed hij met zijn eenheid in de Hoeksche Waard. Op 1 april 1940 krijgt het 23ste Regiment Artillerie opdracht om vanuit Muiderberg naar ‘s-Gravendeel te reizen. De Moerdijkbruggen aan de zuidgrens van de Vesting Holland moeten worden beschermd. ,,Per trein naar de Coolsingel, vandaar met paarden en karren verder,” zo beschrijft Arie Griffioen (1913-1999) uit IJsselstein later de reis naar het voor hem vreemde Hoeksche Waard. ,,In de buurt van het dorp ‘s-Gravendeel aangekomen roken we een akelige lucht. Er waren maar een paar mannen die de geur thuis konden brengen: vlas!” De militairen komen terecht op de boerderij van A.A. Schelling in Mookhoek. De soldaten slapen op de hooizolder. De officier, luitenant Oving, krijgt een slaapkamer. De eenheid van Arie heeft vier kanonnen bij zich. ,,Ik had als taak te zorgen voor het tempeertoestel. Daarmee wordt de afstand naar het schietdoel ingesteld.” Op 10 mei 1940 worden de soldaten om 3 uur ‘s nachts gewekt door een oorverdovend lawaai van vliegtuigen: de oorlog is begonnen. ,,We vertrokken in grote haast richting de ‘s-Gravendeelse haven. Ik kreeg opdracht de paarden in te spannen. De kanonnen moesten worden opgesteld in de boomgaard, waar we enige dagen daarvoor loopgraven hadden gemaakt.” Vanuit de kerktoren worden coördinaten doorgegeven. De kanonniers krijgen opdracht te schieten op boerderijen in het buurtschap Wieldrecht aan de overkant, omdat die door Duitse parachutisten zijn bezet. Op 13 mei ontdekt een Duits verkenningsvliegtuig het geschut, dat in de boomgaard staat. Kort daarop volgt een bombardement. Het regiment zoekt in allerijl een goed heenkomen. Dertien soldaten in de loopgraaf, anderen achter de
schuren. ,,Ik stond achter een vlasschuur en zag hoe de loopgraaf door een bom in elkaar werd geperst. De dakpannen van de vlasschuur vlogen me om de oren,” meldt Arie. Na de aanval loopt hij aarzelend terug naar de boomgaard, richting loopgraaf. ,,Onze kameraden waren levend begraven.” Na enige tijd komen zijn kameraden een voor een en op eigen kracht als mollen uit de gehavende loopgraaf gekropen. ,,Pikzwart, maar ze mankeerden niets.” Het laatste nog bruikbare kanon wordt ingezet bij de haven. ,,We brachten het kanon naar het Oude Veer en richtten het wapen. Vanaf de overzijde van de Kil werd op ons geschoten door Duitse pantserwagens en een tank.” In ‘s-Gravendeel heerst op dat moment paniek. De Duitsers schieten verschillende huizen in puin. Ook de top van de Hervormde kerk legt het loodje. Burgers vluchten in de richting van de polders. Griffioen: ,,Er reed op dat moment een legervrachtwagen langs. De inzittenden zeiden tegen ons dat we snel moesten instappen.” ‘s-Gravendelers duwen het kanon in het water, nadat hun huizen door verkeerd gerichte bommen worden geraakt. De militairen krijgen opdracht zich terug te trekken achter het Spui. Ze moeten worden overgezet met het veerpontje bij Nieuw-Beijerland. Alleen, er staat een kilo-meterslange colonne van militairen en burgers voor het veer te wachten. Na de overtocht en de capitulatie vindt Arie na 15 mei in Spijkenisse de andere leden van het 23ste regiment terug. Er blijken geen slachtoffers te zijn gevallen. Na een groepsfoto keren de soldaten terug naar ‘s-Gravendeel. ,,Ik kwam als krijgsgevangene in de christelijke school aan de Langestraat. We moesten bij de boeren langs om eten te kopen. Als corvee moesten we zelf de aardappelen schillen en de groente schoonmaken. Ik werd snel vrijgelaten, omdat voor boerenzoons thuis altijd werk te vinden is.”
Andere artikelen over dit onderwerp:
Mei 1940 – Het verhaal van soldaat Arie Griffioen: klik hier