In september 1944 verordonneert de Nederlandse regering te Londen de vorming van de ‘Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten’. De Nederlandse verzetsgroepen moeten gaan samenwerken in één organisatie. Een goede bewapening van het verzet is dan van belang. Daarom gaan Engelse vliegtuigen wapens droppen in Nederland. In de Hoeksche Waard wordt een weidegebied tussen de Zinkweg en Nieuw-Beijerland uitgekozen. Het verzet stelt een speciale droppingsploeg samen. Hiervan maken deel uit: de Knokploeg Zinkweg, vier seiners uit Dordrecht en zes verzetsmensen uit de Hoeksche Waard. Op 24 oktober 1944 is het zover. Om 13.30 uur wordt in een uitzending van Radio Oranje de dropping aangekondigd met de code zin: ‘Jan komt vanavond koffie drinken’. Om 19.45 uur krijgt het verzet het tijdstip van de dropping te horen: ‘Tante komt morgen’ geeft aan dat het vliegtuig de wapens zal afgooien tussen twaalf en twee uur ‘s nachts. De KP zet het weiland af en bewaakt de toegangswegen. De seiners zorgen er voor dat het Britse vliegtuig de aan parachutes bevestigde containers, 27 in totaal, op de juiste plaats kan afwerpen. Dan begint het zware werk, want een ongeveer 2 meter lange container weegt tussen 125 en 150 kilo. Ze worden op twee wagens met luchtbanden geladen, bespannen met twee paarden. De wagens gaan stapvoets op weg naar de boèrderij van de familie Hage te Zuid-Beijerland. Daar lossen de mannen de wapens en verbergen ze. Er volgen nog twee succesvolle wapendroppings: op 30 oktober en op 2 november. In totaal is er in de genoemde drie nachten 10 à 12 ton aan wapens in de Hoeksche Waard gedropt. Het gaat om revolvers, stenguns, handgranaten, munitie en een enkele brengun. De stengun is te zien bij de expositie “Oorlog in de Hoeksche Waard”.
Knipsel ‘De wapendroppings eind 1944’
welke seinlampen gebruikten de verzetsmensen om de Britse vliegtuigen te waarschuwen, olie of carbid?