Toen de oorlog begon: deel 2 (Jacob Oprel)

Knipsel ‘Toen de oorlog begon – deel 2 (Jacob Oprel)’ – AD Rotterdams Dagblad, editie Hoeksche Waard, 13 februari 2015

Jacob (Jaap) Oprel werkte vanaf 1943 op het gemeentehuis van Nieuw-Beijerland en Piershil. Hij was getuige van de komst en het vertrek van de Duitsers en dook onder toen burgemeester Hammer daartoe de tijd rijp achtte. Zijn verhaal in deel 2 van de nieuwe oorlogsserie.

De eerste jaren van de oorlog zat Jaap Oprel nog op school in Oud-Beijerland. In 1944 kwam hij als 17- jarige op het gemeentehuis van Nieuw-Beijerland terecht. „Voor 25 gulden per maand. Burgemeester Hammer en de gemeentesecretaris hadden op bepaalde dagen zitting in één van de dorpen Nieuw-Beijerland, Goudswaard en Piershil, ondersteund door een vaste staf.” Aanvankelijk, vertelt Oprel, nu dik 88 jaar en met zijn vrouw nog zelfstandig wonend in Nieuw-Beijerland, hadden ze weinig last van de Duitse bezetters. „Ze bleven bij hun zoeklicht in de polder Klein-Piershil. Ze sliepen daar in een barak. Af en toe kwam er een in het dorp om een batterij vragen, voor de rest zag je ze weinig.” In februari 1944 moest burgemeester Hammer bekend maken dat de dorpen Piershil en Goudswaard vanwege een inundatie (onderwaterzetting) dienden te worden geëvacueerd. „Dat was het moment om het bevolkingsregister van Piershil te laten verdwijnen. Een van de ambtenaren ontvreemdde op zijn vrije dag het naar Nieuw-Beijerland overgebrachte register. Hij verliet met een gevulde houten koffer per stoomtram het dorp. Het volledige register werd vernietigd.“

Na de invasie in juni 1944 kregen ze te maken met de inkwartiering voor terugtrekkende Duitsers. „Als eerste kwamen de officieren aan. Zij hadden immers auto’s om zich mee te verplaatsen. Ik had Duits geleerd op school en kreeg als opdracht om met de Duitsers naar geschikte inkwartieringsadressen te zoeken.” Dan belden ze aan bij burgers en moest Oprel maar uitleggen wat ze kwamen doen. „De Duitsers waren zeer wantrouwend. Bij elk geschikt geacht huis moest ik als eerste naar binnen én als eerste de trap op. Ze waren als de dood voor boobytraps. Eén van die Duitsers vertelde mij dat hij in Frankrijk na de invasie niet eens alleen over straat durfde. Het Franse verzet had de jacht geopend op loslopende officieren.” Nadat de officieren eenmaal waren ondergebracht waren de manschappen aan de beurt. „Dus moest ik weer met die Duitsers op pad. Langs allerlei schuren en garages in de buurt. Dat viel niet mee, hoor. Nieuw-Beijerland had destijds 1600 inwoners en er waren zo’n 1000 evacués ondergebracht.” Kort daarop kwamen de Duitsers ook vragen om dekens, bedden en voedsel. „Onze burgemeester zei dat dit vrijwel onmogelijk was. Met de opmerking ‘Wir kommen wieder zurück’ lieten de Duitsers weten daar niets mee te maken te hebben.” Dat was het moment dat de burgemeester anders over zijn medewerking ging denken. Na jaren van armoede in Nederland vond hij het vorderen van dekens niet acceptabel. Oprel, die zijn hele leven gemeenteambtenaar is geweest en in 1983 werd gehuldigd vanwege 40 jaar trouwe dienst: „Hij riep zijn staf bijeen en vertelde ons niet te willen wachten tot ze zurück zouden komen. Met zes personen, onder wie burgemeester Hammer, doken we in september 1944 onder. Kort daarop werd NSB’er Simonis door de Duitsers aangesteld als de nieuwe burgemeester.” In de laatste oorlogsmaanden heeft Jaap Oprel op diverse plaatsen ondergedoken gezeten. Het is goed met hem afgelopen.

Andere publicaties op deze website over Jacob Oprel:

Herinneringen aan de jaren 1939-1945, opgetekend door Jacob (Jaap) Oprel: klik hier

Herinneringen aan de jaren 1939-1945, opgetekend door Jacob (Jaap) Oprel, deel 2: klik hier

Jacob Oprel vertelt over WO2 (Video): klik hier

toendeoorlogbegon-deel2-jongeambtenaar-adrd-13feb2015

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *