De oorlogsherinneringen van J.A. (Bé) van der Hoek

Ik ben geboren op 12 juli 1939. Mijn ouders waren Cees van der Hoek en Bastiaantje (Saantje) Reedijk, ze zijn getrouwd in 1937 en gingen wonen aan de Zinkweg, mijn vader was werkzaam als tuinder. Ze kregen vijf kinderen (Adrie 1938, Bé 1939, Gerrit 1943, Marjan 1946 en Jannie 1949). De kost verdienen met het beroep van tuinder bleek in die crisisjaren niet eenvoudig. Toen de oorlog uitbrak waren we al verhuisd naar Overschie. Mijn vader werkte bij de Gekro, als chauffeur. Hij heeft nog dode paarden vanaf de Grebbenberg moeten vervoeren. Toen hij boerenknecht kon worden in Mijnsheerenland twijfelde hij niet, hoewel hij dat vak helemaal niet ambieerde. Het is beter en veiliger dan in de stad, zo dacht hij. Het was ook geen grote stap want mijn vader komt oorspronkelijk uit Oud-Beijerland en mijn moeder uit Klaaswaal.

We kwamen te wonen aan de Westdijk 58, gemeente Mijnsheerenland. We woonden in een boerderijtje, een soort knechtshuisje. Nu staat daar een bungalow. Naast ons woonde de Familie Jo Goudswaard. Net als wij hadden zij ook Duitsers in huis, het waren ‘valschermjagers’, ze hadden daar een bureau. Ik zat ook gewoon op schoot bij die Duitsers, het maakte dan ook veel indruk toen ik een oudere soldaat eens zag huilen. Hij had heimwee denk ik, of hij zag het niet meer zitten.

Er was veel opschudding toen de Duitsers eens fietsen kwamen vorderen. Een jongedame genaamd Rietveld, bij wie ook Duitsers ingekwartierd zaten, snelde de Duitsers vooruit om iedereen te waarschuwen. De fietsen werden verstopt in de slootkant of onder het stro. Van onder dat stro kwam na de bevrijding ook de grote zwarte auto van de buren tevoorschijn.

In de polder naast ons huis heb ik meegemaakt dat de vliegtuigen aluminium stroken naar beneden gooiden, ze waren bedoeld om de radar te verstoren hoorde ik later. Ze waren wel 20 tot 25 centimeter lang, we gingen ze oprapen omdat we hoorden dat ze geld konden opleveren. Die polder ziet er nog precies hetzelfde uit als toen.

In de hongerwinter kwamen er mensen langs voor voedsel. Daar waren ook kennissen bij uit Rotterdam, de familie Boos herinner ik me nog. Mijn moeder gaf iedereen soep, hoe meer er kwamen hoe meer water er doorheen ging. Ik herinner me ook een Pool, hij moest een schuttersput graven. Hij wilde roken en vroeg om een stuk krant. Met gedroogde bladeren maakte hij dan iets was op een shaggie leek.

Aan het einde van de oorlog heeft mijn vader net als veel andere mannen in opdracht van Duitsers palen moeten plaatsen in de weilanden van Numansdorp en bij de Platte Reedijk. Ze waren zo groot als lantarenpalen en bedoeld om vliegtuiglandingen onmogelijk te maken. Er kwam toen ook een tankval in de buurt. Als je vanaf de Westdijk de Buijensweg in gaat kom je halverwege een vliet tegen, daarover ligt nu een betonnen heul. Precies daar lag de tankval, er was een heel stuk weggegraven uit de weg.

Op zondagmorgen kwamen de Canadezen, met twee tanks de dijk oprijden. Ze kwamen vertellen dat we waren bevrijd. Er stonden meteen mensen bij, we hebben er ook een foto van gemaakt, maar die is helaas kwijt geraakt. Op die foto zag je de Sherman Tank en de Bren Carrier. Die Carrier gaf gas, draaide rond op de plaats waar hij stond en verdween richting ‘de Noord’. Ik herinner me dit alsof het gisteren is gebeurd.

Na de oorlog is mijn vader bij de Binnenlandse Strijdkrachten gegaan, hij kwam in een blauwe overal en met een geweer over zijn schouder naar huis. Ik ben wel eens met hem mee geweest naar de HBS in de Oud-Beijerlander, waar de NSB-ers gevangen werden gehouden. Ik herinner me nog dat ze boven uit de ramen hingen, die lui. Omdat hij vrachtwagen kon rijden is hij toen instructeur en beroepsmilitair  geworden, maar niet gebleven.

radarwagen-Air Defense-Artillery-MuseumDe oorlog is me altijd blijven fascineren. In 1992 werd me aangeraden door de dokter om het wat rustiger aan te gaan doen, met mijn hoveniersbedrijf in ’s-Gravendeel was ik dag en nacht bezig.  Over een hobby hoefde ik niet lang na te denken. Ik kocht een legerjeep en heb ‘m helemaal opgeknapt, ik ga daarmee ook naar evenementen. In mijn privémuseum heb ik nu van alles staan, ook mijn zoon is verknocht geraakt aan dat ‘groene spul’.  We hebben diverse voertuigen. Pas hebben we nog een Amerikaans museum blij kunnen maken. De radarwagen die we al 22 jaar hadden staan bleek een uniek model, meegekomen met de invasie van 1944. Het is de enige in Europa en wereldwijd bestaan er maar twee van. Hij staat klaar om ingescheept te worden, op de website van het museum stond met grote letters ‘hoi, hoi, we hebben ‘m gevonden!”. In Margraten heb ik een graf geadopteerd van een Amerikaanse bevrijder, John J. Lupoi. Hij werd geboren in Italië en is gesneuveld in Duitsland. Ik bezoek zijn graf regelmatig en leg dan een bloemetje, via de computer heb ik contact met zijn neef uit Pennsylvania.

Bé bij het graf van John J. Lupoi, 26 mei 2013

be-van-der-hoek-graf-margraten

Fotoserie ‘In het museum van Bé’ 

3 Comments

Add a Comment
  1. hallo mooi verhaal van de gekro ben geborenin 1952 naast de gekro in de huizen van de gekro later veel meegeredenmet de vrachtwagens toen was de wings er ook nog ( pinda fabriek)

  2. Mooi verhaal, ik kwam toevallig op de site omdat ik het adres van kees van der hoek zocht.

  3. De radartrailer op de foto is een Britse variant radartrailer. http://radionerds.com/images/thumb/6/60/K-78.jpg/400px-K-78.jpg

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *