1940-1945 – Zuid-Beijerland in WO2

In 1970 werd door de Oranjevereniging “Prins Bernhard” te Zuid-Beijerland een boekje uitgegeven ter gelegenheid van het 5e lustrum van de bevrijding. De gegevens in het boekje werden verstrekt door de heer C. van Brakel, die als verzetsman de oorlogsjaren van nabij heeft meegemaakt.

ZUID-BEIJERLAND TIJDENS DE OORLOG ’40-’45

Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land overvielen, waren ook veel Zuid-Beijerlandse mannen en jongens als militair ergens in Nederland in dienst van het vaderland. In ons dorp en directe omgeving waren ook Nederlandse militairen gelegerd. Natuurlijk bracht de Duitse overval hier ook hevige verontwaardiging en beroering. De eerste morgen van de oorlog waren de Zuid-Beijerlanders reeds getuige van hevige luchtgevechten van Nederlandse en Duitse vliegtuigen. Hierbij liet de bekende G.1. Fokker dubbelstaart jager zich niet onbetuigd. De hier gelegerde Nederlandse grondtroepen zijn niet daadwerkelijk in gevechtsactie geweest. Wel waren overal stellingen gebouwd en door militairen bezet, doch op de grond hebben zich geen gevechtshandelingen voorgedaan. Wel is door Duitse gevechtsvliegtuigen een aanval gedaan op een in het Hollands Diep liggend benzinescheepje. Veel militairen, welke in Zuid-Beijerland woonden, zijn ergens anders in Nederland wel met de Duitsers in gevecht geweest. Veel van hen dienden in de Peel in Brabant en deze hadden de eerste dag al contact met de vijand. Er is toen een Zuid-Beijerlandse soldaat bij deze gevechten gesneuveld (Adrianus Doolaard) en er zijn er ook verschillende krijgsgevangen gemaakt en naar Duitsland gevoerd. Na verloop van enkele maanden zijn deze echter allen gezond en wel weer op ons dorp teruggekeerd. Al in het eerste jaar van de Duitse bezetting werd het dorp op zekere dag overspoeld door Duitse militairen. Dit was een betrekkelijk grote afdeling van het Duitse leger. Hier was ook veel paardevolk bij en deze werden ingekwartierd op verschillende boerderijen. Het moet gezegd worden, dat althans in dit vroege stadium van de oorlog, deze Duitsers zich vrij correct hebben gedragen. Nee, hoe de Duitsers werkelijk waren, zouden we in de komende oorlogsjaren ervaren en aan den lijve voelen. Deze legerafdeling is later naar het Russische front gegaan en aangenomen moet worden, dat velen van hen daar zijn gesneuveld tegen de Russen.

Het jaar daarop moesten veel van onze jongens van 19 en 20 jaar en ook wel ouderen zich melden voor arbeid in Duitsland (de z.g.n. arbeidsinzet). Velen zijn daar enkele jaren geweest en hebben barre ontberingen doorleefd. Weinig eten, weinig kleren en hard werken. Ook zij die in de Duitse bewapeningsindustrie werkten, kregen in het verdere gedeelte van de oorlog te maken met bombardementen van geallieerde vliegtuigen op Duitse fabrieken. Van deze jongens is er 1 in Duitsland overleden (Teunis Koeveld). Hij was gepakt door de Duitsers toen hij als onderduiker in de Biesbosch zat en werd naar Duitsland gevoerd. Verschillende jongens en mannen, die, hoewel zij ook naar Duitsland hadden gemoeten, zijn toen ondergedoken en niet gegaan. Ergens anders in Nederland hadden zij het geluk om of door familie of door kennissen of door de illegaliteit verborgen te worden. Veelal zorgde de illegaliteit voor de onmisbare levensmiddelenkaarten. Dat onderduiken was ook altijd geen pretje. Altijd bestond het risico dat je door de Duitsers werd gepakt en dan was je nog niet jarig. Deze jongens zijn na de bevrijding weer op het dorp teruggekeerd. Het tweede en derde jaar van de oorlog begon de geallieerde luchtmacht zich te roeren. In het begin ‘s nachts, doch later ook overdag. Een aanvliegroute vanuit Engeland naar Duitsland liep veel over het Hollands Diep. Op ons dorp waren wij vele malen getuige van verbitterde luchtgevechten. In de Eendrachtspolder zijn enkele malen geallieerde vliegtuigen gevallen en hun bemanningen of geheel of gedeeltelijk omgekomen.

Een Engelse Blenheimbommenwerper haalde eens het kunststukje uit, een noodlanding te maken op een stukje hard bevroren bouwland achter in de Eendrachtspolder. Midden in de nacht wachten zij rustig de Duitsers af, die hun gevangen kwamen nemen. Toen staken zij hun vliegtuig in brand. Op een zomernacht, toen het koolzaad bloeide, is de bemanning van een aangeschoten geallieerd vliegtuig boven Tiengemeten uit hun vliegtuig moeten springen. Zij kwamen op het eiland terecht en dat was een knap stukje werk. Jammer dat zij in Duitse krijgsgevangenschap zijn geraakt. Door eierzoekers werden zij in het rietgors gevonden, waar zij waren weggekropen. Deze hadden geen bindingen met de illegaliteit en waren noodgedwongen deze piloten bij de politie aan te geven. Doodjammer was het, dat de ontsnappingslijnen voor geallieerde piloten nog niet goed functioneerden. Ook is het enige malen voorgekomen, dat geallieerde vliegtuigen door Duitse nachtjagers werden aangevallen. Om sneller te kunnen wegkomen lieten zij dan hun bommen vallen. Dat is voorgekomen op Zwartsluisje. Daar vielen de bommen op of bij het Hitserdse Gat en het toenmalige Weigat, ongeveer tot aan de boerderij van Wesdorp. Ook loste een in het nauw gedreven Engelse bommenwerper eens zijn bommen ongeveer op 200 meter schuin achter het tegenwoordige korfbal veld. Deze bommen kwamen ongeveer ter weerszijden van het Verlaat of domineeswater. Beide keren was het avond of nacht en werd niemand van de burgers getroffen. In die tijd was door de bezetter een z.g n. burgerluchtwachtdienst ingesteld. Deze moesten in avond en nacht de wacht houden. Vele Zuid-Beijerlanders hebben bij toerbeurt veel uren de wacht gehad in ‘t voormalige gemeentehuis, wat nu is afgebroken. Een zeer fel luchtgevecht vond plaats een paar dagen voordat haast alle dorpelingen op bevel van de Duitsers het dorp moesten verlaten. Er was een grote aanval bij dag geweest met Amerikaanse vliegende forten. Een vliegend fort spoedde zich zwaar aangeschoten, haast vleugellam naar Engeland.

Met een uitgevallen motor bleef hij slechts moeizaam in de lucht en zeer laag vliegend. Hij vloog zo laag, dat degenen die dit zagen, zo op het eerste gezicht dachten dat dit enorme vliegtuig over de Buitendijk reed. Twee Duitse jachtvliegtuigen maakten zich op om de aangeschoten reus de genadeslag te geven. Plotseling stortte zich een Amerikaans jachtvliegtuig uit de wolken. Met een paar geweldige vuursloten schoot deze Amerikaan de beide Duitse jachtvliegtuigen neer. Eén stortte in Het Hollands Diep achter het eiland Tiengemeten en de ander boorde zich diep in de grond nog juist op het eiland. Beide jachtvliegers kwamen om het leven. Dit alles speelde zich vlugger af als het verhaal zich laat vertellen. Nu we het toch over het eiland Tiengemeten hebben, er zaten daar nog al wat onderduikers. Alle bewoners daar waren vaderlands- en vrijheidslievend. Er is door de Duitsers en hun trawanten eens een grote razzia op touw gezet om deze onderduikers te vangen. Deze poging leed echter hopeloos schipbreuk. De toenmalige postkantoorhouder had via de telefoon hiervan de lucht gekregen en bliksemsnel een telefonische waarschuwing naar het eiland doen uitgaan. Alles was dus tijdig gewaarschuwd en er is geen onderduiker gepakt. In 1 van de eerste maanden van het jaar 1944, werd door de Duitsers de haast totale evacuatie van het dorp gelast. Slechts enkele mensen, zoals brandweercommandant, polderopzichter, veerman en veldwachter konden en mochten blijven. Alle anderen moesten binnen enkele dagen met have en goed vertrekken. Wat een doffe ellende, die gedwongen volksverhuizing. In Oud-Beijerland, Nieuw-Beijerland, Klaaswaal en andere dorpen van het eiland hebben velen een goed onderdak gevonden en het eind van de oorlog afgewacht. Doch velen zijn verder gemoeten en er zijn er zelfs in Groningen, Wieringermeer en Noord-Holland terechtgekomen. Er zijn er echter die ons dorp nooit hebben teruggezien, omdat zij of door ziekte of ouderdom in den vreemde zijn overleden.

Na voltooiing van deze evacuatie werden onze polders door de Duitsers onder water gezet. Slechts de hooggelegen gedeelten, zoals langs de Hogeweg, bleven boven water. In de Sluisjesdijk, ter hoogte van de Boerenleenbank, in de Molendijk bij de Volgersweg en in de Schoutsdijk bij de eerste woning waar de bebouwing begint, werden brede en diepe z.g.n. tankvallen gegraven. De tussen deze tankvallen in staande zware iepenbomen werden ruim 1 meter boven de grond afgezaagd en deze vielen schots en scheef door en over elkaar. Alzo verkregen de Duitsers een haast onneembare hindernis. Weinig konden de Duitsers vermoeden, dat in deze ondoordringbare wildernis vele malen onderduikers en mensen van de illegaliteit een goed heenkomen hebben kunnen vinden en het vege lijf kunnen redden. Toen in de herfst van het najaar 1944 de Duitsers uit Zuid Nederland waren verdreven, kreeg ons dorp meer Duitse bezetting en stond er een lange bange winter voor de deur. En wat voor een bezetting was dit, niets was veilig voor hen en grenzeloos was hun vernielzucht. Haast alle vensters en deuren werden uit en van de huizen gehaald. Zij dienden voor uit- en afbouw van mitrailleurnesten of andere versterkingen of werden als brandhout gebruikt. Haast alle door de bewoners achtergelaten huisraad werd door hen gestolen of vernield. De grotere huizen in het dorp dienden voor hun legering, hospitaal, intendance of administratie. Aan de Buitendijk even voorbij de boerderij van E. Hoek, kwam een mijnenveld en in het laatste stadium van de oorlog werden nagenoeg alle stenen bruggen of heulen over de brede watergangen door een springcommando met dynamiet vernield. Een onbeschrijflijke chaos. In de hoek Schoutsdijk Schenkeldijk was een heel grote boomgaard gelegen. Toen de evacuatie kwam en de inundatie, is om deze boomgaard een kade of dijk gelegd. Dit met de bedoeling deze boomgaard te behouden en droog te malen. Dit is een geweldig karwei geweest en moet bloed, zweet en tranen hebben gekost. Dat het is gelukt mag een wonder heten.

In het laatste jaar van de oorlog hadden de Duitsers in deze boomgaard een batterij zwaar veldgeschut neergezet. Kennelijk met de bedoeling om een aanval over het Hollands Diep af te slaan. Dit was bij de illegaliteit bekend, zoals deze met alles bekend was en bleef wat de Duitsers in het natte gebied uitspookten. Dit alles werd punctueel aan de geallieerden doorgegeven. Het plan is in studie geweest om heimelijk deze boomgaard onder water te laten lopen, door de dijk te vernielen en alzo dit geschut buiten gevecht te stellen. Gezien het feit, dat deze boomgaard economische waarde had en er ontzaglijk veel moeite door goede burgers was gedaan om deze boomgaard te behouden, heeft de illegaliteit doen besluiten, hiertoe pas over te gaan, niet anders als bij uiterste noodzaak. Ook speelde een rol, de eventueel door de Duitsers genomen represailles tegen onschuldigen. Wel is door een geallieerd vliegtuig in een precisiebombardement de in de boomgaard staande voorraad schuur van de aardbodem weggevaagd. Toen enige dagen later een geallieerd jachtvliegtuig een kijkje kwam nemen om de uitwerking van dit bombardement te zien, werd hij door een Duits 2 cm luchtdoelkanon beschoten. Dit stond opgesteld precies arm het eind van de Korteweg. Tot drie maal toe deed deze ongelooflijk dappere Pool een duikaanval op het geschut. Bij zijn derde aanval werd hij neergeschoten. Bij zijn poging het vliegtuig te verlaten, bleef hij met zijn parachute haken en kwam jammerlijk om. Tot aan het eind van de oorlog lag hij provisorisch begraven in een tuin van één der eerste huizen aan de Middelsluissedijk. Ver van zijn vaderland gevallen voor de vrijheid. Op de hoge en droog gebleven delen van de polders waren grote meeuwenkolonies zich gaan vestigen. Bergeenden en alle andere soorten waterwild huisden er en nestelden er ook. Honderden eieren zijn er bij halfduister en mistig weer geraapt door onderduikers en dorpelingen. Dit moest allemaal stiekem, want het was spergebied.

Ook verbleven er op deze drooggelegen gedeelten nog hazen. Hier werd door de Duitsers op gejaagd. Deze vingen er echter niet veel. Voor hun neus werden deze hazen weggehaald door een stel dorpelingen. De hazen werden van het droge gedeelte op het ijs gejaagd en daar opgewacht door een stel jongens op de schaats, die er wel raad mee wisten. De polders die onder water stonden hadden een ongelooflijke rijkdom aan vis en stiekem werd er nog al eens een visje verschalkt. Hoe groot de visrijkdom was, werd pas ontdekt toen na de oorlog de polders droog werden gemalen. Onvoorstelbare hoeveelheden vis, vooral snoek, werden toen gevangen. Vrachtwagens vol. Er was een snoek bij van 32 pond, van 20 pond en meer, waren er zeer veel. In enkele boerderijen die droog waren gebleven, huisden nog al eens veel onderduikers. Ook de illegaliteit oefende daar. De door de Engelsen gedropte wapens werden daar uitgeprobeerd en verborgen. Was de kust veilig, dan werden er schietoefeningen gehouden. Er werden dan echter veel wachtposten uitgezet. De boerderij aan het Zwartsluisje, nu bewoond door J. de Jongh en de boerderij van J. Kappetein aan de Ronduitweg werden daar veel voor gebruikt. Op het Zwartsluisje is een K.P. groep eens met een Duitse patrouille in aanraking gekomen. Het liep wonder boven wonder goed af. Aan Bommelskous (het huis waar nu A. Maaskant woont), zat in de laatste oorlogsjaren een Zuid-Beijerlander. Een groot man, niet alleen van persoon, doch ook in zijn daden. Hij had in de illegaliteit de naam van “internationaal kostbaas”. Onderduikers, mensen van de Franse verzetsbeweging die door de Duitsers ter dood waren veroordeeld, geallieerde vliegers en wat dies meer zij, had hij in huis. De illegaliteit zorgde voor eten. Geen onderscheiding siert zijn trouwe borst en na de oorlog is hij naamloos verder gegaan. Bij een mislukte poging om over het Hollands Diep te komen, zijn bovengenoemde Fransen, Engelsen, Canadezen en enkele Hollanders aan de Buitendijk, ongeveer bij de boerderij van Hoek op een Duitse Hauptman gestoten. Deze gedroeg zich dermate militant bij de visitatie, dat hij dit met zijn leven moest bekopen.

Een groot geluk was dat er Engelse munitie was gebruikt. De hulzen hebben de Duitsers op een dwaalspoor gebracht. ‘s Avonds in de maneschijn stond het gehele gezelschap weer voor de deur aan Bommelskous en werden weer liefderijk ontvangen. In de lente van het laatste oorlogsjaar werd ons dorp plotseling beschoten door artillerie. Net waren twee inwoners stiekem op het dorp. Het was op een zonnige Christelijke Feestdag. De granaten vielen toen op het voormalige verenigingsgebouw “Ons Huis” en midden op straat tegenover café De Graaf en het huis waar nu de rijwielzaak van A. Hokke is. Verder her en der verspreid in de boomgaarden, welke in het water stonden. Het dorp was echter verder verlaten, zodat er geen gewonden waren. Enkele malen is een V.I (vliegende bom) op Zuid-Beijerlands grondgebied terecht gekomen. Deze werden door de Duitsers afgeschoten naar de havenstad Antwerpen. De boerderij van D. in ‘t Veld aan de Molendijk werd door een V.I vernield. Ook kwam er één terecht in het water precies op de driesprong aan het eind van het Verlaat en één is er in de Buitendijk geslagen. Ook de boerderij van de Gebr. Schelling (pannenstee) is tijdens de inundatie in de oorlog vernield. In de zomer van het jaar 1944 stak plotseling een geweldig zware zomerstorm op. Even plotseling als hij gekomen was, was hij ook weer opgehouden. De boerderij van Schelling is tijdens deze storm in elkaar gewaaid. Door de kracht van de storm stonden plotseling de westelijke gedeelten van de polders droog, terwijl de oostelijke gedeelten wel een meter meer water hadden. Onnoemelijke vreugde was er onder de dorpelingen toen het einde van de oorlog kwam. Ook onnoemelijk was de schade en het werk wat verzet moest worden.

Afbeelding voorzijde boekje ‘Wat er in Zuid-Beijerland gebeurde’ – 1970

zuidbeijerland-voorpagina

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *