Leendert Schelling, † 25 februari 1945

leenschelling-pasfotoLeendert Schelling werd geboren op 18 juni 1923 te Goudswaard als jongste zoon van Hendrik Schelling (4 juni 1885, Numansdorp) en Geertrui van Leenen (10 juni 1884, Goudswaard). Het echtpaar Schelling, woonachtig aan de Oudendijk te Goudswaard, kreeg acht kinderen: vijf zoons en drie dochters. Hij staat vermeld op het Monument Burgerslachtoffers WO2 Korendijk

Maak het niet te erg voor moeder

In juli 1943 werd Leen Schelling met zijn neef en buurjongen Arie Schelling opgeroepen voor een keuring in Dordrecht, in verband met uitzending naar Duitsland als arbeider. De keuring vond plaats door Duitse legerartsen. Er waren ongeveer veertig jongens uit de Hoeksche Waard aanwezig. Bij een jongen die op de vraag van een arts zei dat hij niet gezond was, werd een nagel uitgetrokken. Hij gilde van de pijn. Op 27 juli 1943 moesten de beide neefs zich in Dordrecht melden voor uitzending naar Duitsland. Aangekomen op het station hoorden ze pas dat ze naar Kassel zouden gaan, een speciale trein stond voor hen klaar. Het bedrijf waar ze moesten gaan werken was de fabriek van Henschel & Sohn. In de fabriek, waar in die periode tanks voor het leger werden gemaakt van het type Tiger, werkten meer dan 3000 arbeiders. De dwangarbeiders werden ondergebracht in een zogenaamd Lager met barakken. Vanaf het Lager, gelegen buiten de stad, was het ongeveer twintig minuten lopen naar de fabriek.

De nieuwelingen kregen een opleiding van ongeveer twee maanden tot machinebankwerker. Het werk bestond uit het vijlen van ijzer. Het eten was zeer slecht, iedere dag koolsoep, een half brood voor de hele week met een kwart pakje boter. De baas van wie de jongens hun opleiding kregen was niet al te onredelijk. Eens per week was er hardlopen. Leen Schelling was robuust en liep zijn baas vooruit. Die werd daar boos over. Bij het Lager liepen schildwachten, o.a. een NSB-er. De hygiëne bij de latrines was erg slecht. Er heersten ook besmettelijke ziekten in het kamp. Er waren jongens van allerlei nationaliteiten. Veel van hen stierven door zwakte en ziekten.

Arie Schelling werd in september 1943 overgeplaatst naar Battenberg. Neef Leen lag ziek in een barak. Hij had difteritis. Toen Arie Schelling afscheid van hem nam, gaf Leen hem een hand. Daardoor raakte ook Arie besmet. Arie heeft in Battenberg geen dag gewerkt, maar kwam in een ziekenhuis in Marburg terecht. Hij is daar ernstig ziek geweest en kreeg op doktersadvies verlof om thuis aan te sterken. Om geldige papieren te krijgen moest Arie Schelling naar Kassel en daar heeft hij zijn neef Leen voor het laatst gezien. Dat was begin januari 1944. Eerst herkende hij zijn neef niet. Leen had lange haren en een lange baard. Hij had drie keer difteritis gehad en was vreselijk vermagerd. Hij droeg een lang werkhemd over zijn blote lichaam met een touwtje om zijn middel. Daar hing ook het brood voor de week aan. Er was juist een pakket met voedsel van zijn ouders aangekomen. Daar zaten door zijn moeder zelf gebakken stroopbrokken in. Daar hebben ze wat van gegeten waarbij ook een jongen uit Nieuw-Beijerland, Ad Snijders, aanwezig was.

Leen Schelling vertelde aan zijn neef dat hij vreselijke dingen had meegemaakt. In oktober 1943 was de binnen-stad van Kassel gebombardeerd, in één nacht tijd kwam-en tienduizend mensen om het leven en werd tachtig procent van het woningbestand verwoest, de fabriek was ook zwaar beschadigd. De overlevenden uit het Lager moesten de lijken van de straten halen. Ook moesten er mensen uit de schuilkelders worden gehaald. Die kwamen er gillend uit, velen hadden tijdens het bombardement hun verstand verloren. Het afscheid van Leen Schelling was erg emotioneel. Leen Schelling vroeg: “Zal je het niet te erg voor moeder maken? Ik kom nooit meer thuis”. Arie Schelling heeft hem wat kleren uit zijn eigen koffer gegeven. Hij gaf hem ook een paar klompen. Leen moest op blote voeten van het Lager naar de fabriek lopen door de modder en in die winter ook over het ijs. Arie Schelling is naar huis teruggekeerd en heeft zijn neef inderdaad nooit meer gezien.

Ad Snijders is wel tot het laatst bij hem gebleven. Na de bevrijding kwam Arie Schelling hem tegen op de Plaatseweg, vlakbij de Oud-Beijerlandse Zinkweg. Hij had de portemonnee en de portefeuille van Leen Schelling bij zich. Hij durfde die niet bij de moeder van Leen af te geven en vroeg of Arie Schelling dat voor hem wilde doen. Arie Schelling kwam kort daarna Aart Schelling, een broer van Leen, bij de molen van Piershil tegen. Aart wilde evenmin de boodschapper zijn, zodat Arie Schelling toch zelf de moeder van Leen moest gaan bezoeken. Toen deze hem zag komen riep ze meteen: “Jij komt vertellen dat Leen dood is”. Op de vraag hoe Leen er uitzag toen hij hem voor het laatst had ontmoet durfde Arie de waarheid niet te vertellen. Iets wat hij trouwens ook aan zijn neef had beloofd. Leen Schelling is overleden op 25 februari 1945 en ligt begraven op de Kriegs-gräberstätte te Kassel-Bettenhausen. Zijn naam staat ook op een stenen drieluik tussen de 242 namen van slachtoffers die niet op een ereveld konden worden begraven. Dit monument staat op het Waldfriedhof aan de Burgenlandweg in Frankfurt-Oberrad, ten zuiden van de Main.

Rouwadvertentie uit Koerier 59, 7 juli 1945

Foto’s en afbeeldingen Leendert Schelling

Drie foto’s van de Kriegs-gräberstätte te Kassel-Bettenhausen.

Kassel-Bettenhausen-begraafplaats-01 Kassel-Bettenhausen-begraafplaats-02 Kassel-Bettenhausen-begraafplaats-03

Vijf foto’s van de OGS – Waldfriedhof aan de Burgenlandweg in Frankfurt-Oberrad.

frankfurt frankfurt-02 frankfurt-03 frankfurt-04 frankfurt-01

Drie foto’s die werden gemaakt door de familie Sloof, tijdens hun bezoek aan Frankfurt. Jannie Sloof is een dochter van Dingeman Schelling, één van de vier broers van Leendert.

Kassel-Bettenhausen-begraafplaats-01 Kassel-Bettenhausen-begraafplaats-02 frankfurt-am-main-03

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *